1LW5 Weefsel 2

wat is een kenmerk van dekweefsel?
A
de cellen liggen los van elkaar
B
er is een matrix
C
de cellen hebben een vrije kant
D
de cellen maken vezels
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
AnatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

wat is een kenmerk van dekweefsel?
A
de cellen liggen los van elkaar
B
er is een matrix
C
de cellen hebben een vrije kant
D
de cellen maken vezels

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent exocrien?
A
een hormoonklier
B
stoffen gaan via het bloed
C
een traanbuisklier
D
stoffen gaan via een buis naar buiten

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

waarvoor wordt het platte dekweefsel vooral voor gebruikt?
A
voor diffusie
B
voor vorming van buisjes
C
om stoffen weg te werken
D
om stoffen op te nemen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

waar bestaat de matrix uit?
A
vezels
B
vezels en tussencelstof
C
tussencelstof
D
iets anders

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

bij botweefsel is de grondstof...
A
zacht
B
stevig
C
heel stevig
D
vloeibaar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wat doet een bloedplaatje?
A
zorgen voor bloedstolling
B
zorgen voor afweer
C
zorgen voor zuurstof transport
D
zorgen voor afvoer kooldioxide

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

doel van deze les...
na deze les vertel je
  • welke definitie weefsel heeft
  • de kenmerken van de vier soorten weefsels

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1.2 | van cellen naar orgaanstelsels

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

welke spieren zie je hier?

Slide 9 - Slide

paars - kuitspier (gastrocnemius)
paars - scholspier (soleus)
groen en blauw - achterste scheenbeenspier (tibialis)
rood - voorste scheenbeenspier (tibialis)
spierweefsel
Spieren maken beweging mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • cellen zijn met elkaar vergroeid (fibrillen), deze trekken samen (contractie)
  • lange ketens van vergroeide fibrillen vormen bundels

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

spierweefsel
Spieren maken beweging mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • een spier is een verzameling van heel veel bundels
  • spieren gebruiken veel energie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

spierweefsel
Spieren maken beweging mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • spieren worden gestuurd door zenuwen
  • voor een goede spierwerking zijn mineralen (natrium, kalium, magnesium) en kalk nodig
  • wanneer spieren niet geprikkeld worden, slinken ze en sterven ze af (atrofie)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

spierweefsel
  • bij skeletspieren (dwarsgestreepte spieren) gebeurt aansturen willekeurig (bewust), trekken de spieren snel samen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

spierweefsel
  • bij skeletspieren (dwarsgestreepte spieren) gebeurt aansturen willekeurig (bewust), trekken de spieren snel samen
  • bij orgaanspieren (gladde spieren) gebeurt aansturen onwillekeurig (onbewust), trekken de spieren langzaam samen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

welke spieren span je in voor deze beweging?

Slide 15 - Slide

buikspieren (rechte, schuine en dwarse)
rugspieren (rechte en dwarse)
grote bilspier
vierhoofdige dijbeenspier
spierweefsel
De fibrillen bestaan uit langgerekte eiwitten die over elkaar heen schuiven.
  • actine
  • myosine

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

als de ene spier spant, ontspant de andere spier
alle spieren kunnen maar één ding...
  • samentrekken
de beweging gaat dus maar één kant op.

De tegengestelde beweging wordt door een andere spier gedaan.
Spieren tref je dus altijd in groepen van twee aan.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

welke spieren span je in voor deze beweging?

Slide 18 - Slide

bilspier (grote en kleine)
vierhoofdige dijbeenspier
hamstrings
kuit- en scheenbeenspier
kleermakersspier
heup-lendespier
buikspieren (rechte, schuine en dwarse)
borstspier (grote en kleine)
rugspieren (rechte, dwarse en monnikskap)
deltaspier
armspieren (biceps, triceps)
hartslag...
  • meet de hartslag (15 seconde, maal 4) van één minuut
  • doe deze oefening 5x
  • meet de hartslag nogmaals

wat kan je zeggen over het verband tussen hartslag en spierinspanning?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

waar in het lichaam vind je spierweefsel?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

zenuwweefsel
Zenuwen maken reageren mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • cellen hebben korte uitlopers (dendrieten) en één lange uitloper (axon)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

zenuwweefsel
Zenuwen maken reageren mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • de lange uitloper heeft via een eindplaatje contact met een andere cel (zenuwcel of spiercel)
  • de ruimte tussen het eindplaatje en de volgende cel heet synaps

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

zenuwweefsel
Zenuwen maken reageren mogelijk. Kenmerken van dit weefsel zijn...
  • in de zenuwcel wordt de boodschap elektrisch doorgegeven
  • tussen zenuwcellen wordt de boodschap doorgegeven met neurotransmitters
  • wanneer zenuwcellen signalen opvangen vanuit de omgeving, worden ze zintuigcellen genoemd

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

zenuwweefsel
De cellichamen (grijs) liggen in het centrale deel (brein en ruggenmerg).

De uitlopers (wit) liggen in het perifere deel (buiten het centrale deel). Sommige echter in de hersenen om informatie met elkaar uit te wisselen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 25 - Video

This item has no instructions

zenuwweefsel
 Sommige uitlopers zijn omgeven door het eiwit myeline.
  • het vergroot de snelheid van overdragen
  • het voorkomt kortsluiting
  • het beschermt de axon

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

waar in het lichaam vind je zenuwweefsel?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

1
dekweefsel bedekt het lichaam en schermt het af van de buitenkant
2
steunweefsel houdt verschillende delen van de hand met de arm bij elkaar (in dit geval: pezen)
3
spierweefsel laat de hand zijn bewegingen maken.
4
zenuwweefsel in je hand geven prikkels van de buitenwereld door, zodat je hand kan reageren.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welke informatie was nieuw en ga je bewaren?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions