This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe noem je het als een allel dat homozygoot voorkomt geen levensvatbaar individu oplevert?
A
gekoppelde overerving
B
draagster
C
letale factor
D
multipele allelen
Slide 2 - Quiz
Chromosomen
liggen in de celkern
komen in paren voor
Op chromosomen ligt informatie voor erfelijke eigenschappen, dat noem je een gen
bestaan uit DNA ketens
Slide 3 - Slide
Chromosomen
Op alle 46 chromosomen liggen enorm veel genen. Voor bijvoorbeeld: - kleurenblindheid - oogkleur - Huntington (ziekte) - Geluksgen
Slide 4 - Slide
Dihybride kruisingen
Een kruising met twee genen.
Wanneer genen op twee verschillende chromosomen liggen
Wanneer genen op hetzelfde chromosoom liggen.
Slide 5 - Slide
Onafhankelijke overeving
- Kijken naar twee genen die overerving.
- Wetten van Mendel :
Slide 6 - Slide
Peulen
We kruisen twee heterozygote peulen voor beiden eigenschappen.
P GgYy x GgYy
F1:
G=groene schil
g = gele schil
Y = gele zaden
y = groene zaden
Slide 7 - Slide
We kruisen twee heterozygote peulen voor beiden eigenschappen.
P GgYy x GgYy
Slide 8 - Open question
Dihybride kruising
G=groene schil g=gele schil
Y=gele zaden y=groene zaden
Slide 9 - Slide
Hoeveel % heeft groene zaden?
A
12,5%
B
25%
C
33,3%
D
50%
Slide 10 - Quiz
Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb (A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1-dieren onderling gekruist. In de F2-generatie is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4
Slide 11 - Quiz
Uitwerking
Slide 12 - Slide
Dihybride kruisingen
Een kruising met twee genen.
Wanneer genen op twee verschillende chromosomen liggen
Wanneer genen op hetzelfde chromosoom liggen.
Slide 13 - Slide
Gekoppelde overerving
Gen A en b liggen op hetzelfde chromosoom. En gaan dus in meiose naar dezelfde cel.
Gen a en B liggen op hetzelfde chromosoom. Dus gaan in de meiose ook naar dezelfde cel.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
P: MH x mh MH mh Wat is de F1?
A
MH
MH
B
mh
MH
C
MmHh
D
Mm
Hh
Slide 16 - Quiz
P: MH x mh MH mh
F1: MH x MH mh mh
In welke verhoudingen komen de fenotypes in de f2 voor? Maak hiervoor een kruisingsschema.