Vraag en Aanbod H6

Vraag en Aanbod 
H6 en herhaling
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraag en Aanbod 
H6 en herhaling

Slide 1 - Slide

Wat is een voorbeeld van een vraaglijn?
A
Q = -2p + 100
B
Q = 3p - 85

Slide 2 - Quiz

Deze vraaglijn is:
A
Elastisch
B
Inelastisch
C
Volkomen inelastisch

Slide 3 - Quiz

Wat is de vergelijking van de collectieve vraaglijn als twee identieke consumenten deze individuele vraaglijn hebben?
A
q=-100p+50
B
q=-100p+100
C
q=-200p+50
D
q=-200P+100

Slide 4 - Quiz

Plaats de vier marktvormen in volgorde van weinig tot geen concurrentie op de markt tot veel concurrentie op de markt.
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Monopolie
Oligopolie

Slide 5 - Drag question

Wat zijn de marktvormen met prijzetting?
Martkvorm met prijszetting
Marktvorm zonder prijszetting
Monopolie
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie

Slide 6 - Drag question

Zet de kenmerken bij de juiste marktvorm. 
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Weinig aanbieders
Veel aanbieders
Heterogene goederen
Risico op kartels
Vaak ontstaat een marktleider
Meestal vrije toetreding

Slide 7 - Drag question

Uitleg Hoofdstuk 6

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
maak 6.1 t/m 6.8

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 6.9 t/m 6.16

Slide 27 - Slide

Valutamarkt

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 35 - Quiz

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
neemt de Nederlandse export toe
B
neemt de Nederlandse export af

Slide 36 - Quiz

Als de wisselkoers daalt..
A
daalt de export van dat land.
B
stijgt de export van dat land.

Slide 37 - Quiz

Zelf aan de slag
maak opdracht 6.17 t/m 6.23

Slide 38 - Slide

Verder:
Maak de zelftest!
Succes

Slide 39 - Slide