Zinsdelen - NG

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Quiz

Hij gaat naar huis.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quiz

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Mijn vriend is leraar
1. Wat is de pv? Wat is het ow?
2. Doet het ow iets of is het ow iets?

Is het ow iets? Dan heb je misschien te maken met een NG:
3. Staat er een koppelwerkwoord? Ja --> is
4. Stel de vraag: Wat + is + mijn vriend?
5. NG: is [leraar]

Slide 8 - Slide

De baby wordt groot
1. Noteer pv en ow.
2. Doet het ow iets of is het ow iets.

Naamwoordelijk gezegde?
3. Staat er een koppelwerkwoord?
4. Stel de vraag: wat+pv+ow
5. Noteer het naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Slide

Wat is het NG in de zin:
Met lippenstift lijk je veel ouder.

Slide 10 - Open question

Wat is het NG in de zin:
Jonathan wordt een goede huisarts.

Slide 11 - Open question

Wat is het NG in de zin:
Mijn vriend Jan schijnt bekend te worden.
A
[mijn vriend]
B
schijnt [te worden]
C
schijnt
D
schijnt [bekend] te worden

Slide 12 - Quiz