Verbes réguliers

Les verbes réguliers
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les verbes réguliers

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan de regelmatige werkwoorden op -er + -re vervoegen in de présent en passé composé.
2. Ik kan de regelmatige werkwoorden op -ir vervoegen in de présent en passé composé.

Slide 2 - Slide

Les verbes réguliers
ER
IR
RE

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Ik speel (jouer) = ?

Slide 5 - Open question

Jullie kopen (acheter) = ?

Slide 6 - Open question

Zij (m mv) vragen (demander) = ?

Slide 7 - Open question

Wij hebben gekookt (cuisiner) = ?

Slide 8 - Open question

Jij hebt geluisterd (écouter) = ?

Slide 9 - Open question

Hij eet (manger) = ?

Slide 10 - Open question

Ik kan de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen in de présent + passé composé.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Slide 12 - Slide

Wij verkopen = Nous ...
A
vendrons
B
vend
C
vendez
D
vendons

Slide 13 - Quiz

Jij verliest = Tu ...
A
perd
B
perds
C
perdes
D
perdez

Slide 14 - Quiz

Zij hebben gewacht = ...
(wachten = attendre)
A
Ils ont attendré
B
Ils ont attendé
C
Ils ont attendru
D
Ils ont attendu

Slide 15 - Quiz

Jullie horen (entendre) = ?

Slide 16 - Open question

Ik verlies (perdre) = ?

Slide 17 - Open question

Zij heeft verkocht (vendre) = ?

Slide 18 - Open question

Zij (v mv) hebben gewacht (attendre) = ?

Slide 19 - Open question

Ik kan regelmatige werkwoorden op -re vervoegen in de présent + passé composé
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Les verbes réguliers
ER
IR
RE

Slide 21 - Slide

Verbes -ir

* finir (eindigen)
* réfléchir (nadenken)
* réussir (slagen)
* remplir (invullen)
* grandir (groeien)
* choisir (kiezen)
* rougir (blozen)

Slide 22 - Slide

Présent
Stap 1: WW - ir 
(choisir > chois)

Stap 2: uitgangen toevoegen
Je choisis
Tu choisis
Il/elle/on choisit
Nous choisissons
Vous choisissez
Ils/elles choisissent

Slide 23 - Slide

Wij kiezen = ?
A
Nous choisons
B
Nous choisisons
C
Nous choissisons
D
Nous choisissons

Slide 24 - Quiz

Ik vul in = ?
A
Je remple
B
Je remplis
C
Je remplit
D
Je rempli

Slide 25 - Quiz

Hij groeit = ?
A
Il grandis
B
Il grandi
C
Il grandit
D
Il grand

Slide 26 - Quiz

Jij denkt na = ?
(réfléchir)

Slide 27 - Open question

U slaagt = ?
(réussir)

Slide 28 - Open question

Zij bloost = ?
(rougir)

Slide 29 - Open question

Passé composé
J'ai rougi = Ik heb gebloosd
Tu as rougi
Il/elle/on a rougi
Nous avons rougi
Vous avez rougi
Ils/elles ont rougi

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Hij heeft gekozen = ?
(choisir)

Slide 32 - Open question

Ik ben gegroeid = ?
(grandir)

Slide 33 - Open question

Wij zijn/hebben geëindigd =
(finir)

Slide 34 - Open question

Wij eindigen = ?
(finir)

Slide 35 - Open question

Ik kan regelmatige werkwoorden op -ir vervoegen in de présent + passé composé.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll