Proeftoets T4 - 1VWO

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Proeftoets T4 - 1VWO

Vul zo je eigen naam in. Geen schuilnamen, geen smileys, geen extra versieringen. 

Vormen de grote woorden één zinsdeel? Kies het juiste antwoord.
Wil de gemeente Gouda SERIEUS EEN BEKEURING GEVEN voor kruimelen op straat?

1. Nee, het grote gedeelte is groter dan een zinsdeel.
2. Nee, het grotegedeelte is kleiner dan een zinsdeel.
3. Ja, het grote gedeelte is een zinsdeel.

Vormen de GROTE woorden één zinsdeel? Kies het juiste antwoord.
Volgens het spreekwoord dansen de muizen OP TAFEL als de kat van huis is.

1. Nee, het grote gedeelte is groter dan een zinsdeel.
2. Nee, het grote gedeelte is kleiner dan een zinsdeel.
3. Ja, het grote gedeelte is een zinsdeel.

Vormen de GROTE woorden één zinsdeel? Kies het juiste antwoord.
Leest meneer Tak elke les voor uit het boek SPINDER?

1. Nee, het grote gedeelte is groter dan een zinsdeel.
2. Nee, het grote gedeelte is kleiner dan een zinsdeel.
3. Ja, het grote gedeelte is een zinsdeel.

Kies: waar of niet waar.
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit
de persoonsvorm plus de andere werkwoorden in de zin.

1. waar
2. niet waar

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Heb je nog chips meegenomen uit de Lidl?

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Loulia heeft een spreekbeurt gehouden over haar boek.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
In de avond verkleurde de lucht van blauw naar dieprood.

Wat is het lijdend voorwerp?
Gisteren hebben we pannenkoeken gebakken.

Wat is het lijdend voorwerp?
Heb jij mijn nieuwe BeReal al bekeken?

Wat is het meewerkend voorwerp?
Wil jij deze reep chocolade aan Liam geven?

Wat is het meewerkend voorwerp?
Meneer Tak heeft jullie zoals gewoonlijk weer een hoop onzin verteld.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Wanneer hebben we een lang paasweekend?

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Vanwege het mooie weer vervallen alle lessen.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Zet jij die prachtige bloemen in de vaas?

Vul in:
Er is niets ..... mij vandaag chagrijnig kan maken.

1. dat
2. wat

Vul in:
Dat is het lelijkste schilderij .... ik ooit heb gezien.

1. dat
2. wat

Vul in:
Dat is het lekkerste gebakje ..... ik ooit heb gegeten.

1. dat
2. wat

Vul in:
Dat is het smerigste ..... ik ooit heb gegeten.

1. dat
2. wat

Goed of fout?
Dat is de vriend WAARMEE ik naar de film ga.

1. goed
2. fout

Wat moet het dan zijn...?
Dat is de vriend .... ik naar de film ga.

Goed of fout?
Dit is het mes waarmee ik het brood ga snijden.

1. goed
2. fout

Vul in:
zoet - .......... - zoetst

Vul in:
bitter - bitterder - .........

Vul in:
lief - .......... - liefst

Maak verder af:
veel - ......... - ..........

Vul in:
vast - vaster - ................

Pure chocola vind ik lekkerder ..... melkchocola.

1. als
2. dan

Ik vind Liam net zo aardig ..... Teun.

1. dan
2. als