bloedsomloop leerjaar 2 kader oefentoets

bloedsomloop leerjaar 2 kader oefentoets
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

bloedsomloop leerjaar 2 kader oefentoets

Slide 1 - Slide

Welke bloedonderdelen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 2 - Quiz

Sommige bloedonderdelen hebben geen celkern.

Welke bloedonderdelen kunnen dit zijn?
A
Witte en Rode bloedcellen
B
Rode bloedcellen en bloedplasma
C
Witte -, rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
Rode bloedcellen, bloedplasma en bloedplaatjes

Slide 3 - Quiz

Dit bloedonderdeel vervoerd zuurstof
A
Hemoglobine
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 4 - Quiz

Welk bloedonderdeel vervoert de opgeloste voedingstoffen zoals glucose?
A
Rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatjes

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van het bloedonderdeel bovenin het zakje?
A
afweer tegen ziektes verzorgen
B
zuurstof vervoeren
C
vervoer van opgeloste stoffen
D
bloed laten stollen bij een een wondje

Slide 6 - Quiz

Het bloed komt vanaf het hart en stroomt de Aorta in. Vanaf welk hartonderdeel kwam het bloed?
A
Rechter Boezem
B
Linker Boezem
C
Rechter kamer
D
Linker kamer

Slide 7 - Quiz

_________________  uit de lucht wordt opgenomen in het bloed. 
_________________  uit het bloed wordt afgegeven aan het bloed. 
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 8 - Drag question

ader
slagader
haarvat
bloed stroomt weg van het hart
bloed stroomt naar het hart
bloed stroomt in de organen

Slide 9 - Drag question

Wat is de aorta?

A
bloedvat dat zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen vervoert
B
bloedvat dat zuurstofarm bloed van het hart naar de organen vervoert
C
de lichaamsslagader

Slide 10 - Quiz

De aorta is een ____.
A
Ader
B
Slagader
C
Orgaan

Slide 11 - Quiz

Wat is de aorta?
A
2
B
1
C
3
D
7

Slide 12 - Quiz

Philomeen zegt dat hartonderdeel 4 het bloed naar de longslagader pompt.

Heeft Philomeen gelijk?

A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Van
Naar
Slagader
Ader
Hart
Hart
Orgaan
Orgaan

Slide 14 - Drag question

Sleep de hartonderdelen naar de juiste plek
linkerkamer
rechterkamer
linkerboezem
rechterboezem

Slide 15 - Drag question

Wat wordt er aangewezen met hartonderdeel nummer 2?
A
linkerkamer
B
linkerboezem
C
rechterkamer
D
rechterboezem

Slide 16 - Quiz

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit

Slide 17 - Drag question

De bloedsomloop bij de mens is een dubbele bloedsomloop. Waarom noemen we het een 'dubbele bloedsomloop'
?
A
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
B
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de longen.

Slide 18 - Quiz

In de kleine bloedsomloop wordt ...
A
Zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven
B
Zuurstof afgegeven en koolstofdioxide opgenomen

Slide 19 - Quiz

Wat is de volgorde van de kleine bloedsomloop?
A
rechterkamer, longslagader, longen, longader, linkerboezem
B
rechterkamer, longader, longen, longslagader, linkerboezem
C
Linkerkamer, longslagader, longen, longader, linkerboezem
D
Linkerkamer, longader, longen, longslagader, linkerboezem

Slide 20 - Quiz

Zuurstofarm -
kleine bloedsomloop
Zuurstofrijk -
grote bloedsomloop
Zuurstofrijk -
kleine bloedsomloop
Zuurstofarm -
grote bloedsomloop

Slide 21 - Drag question

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 22 - Drag question

Zet de onderdelen van de kleine bloedsomloop in de juiste volgorde.
Longen
Kleine bloedsomloop
rechterkamer
longaders
longslagaders
linkerboezem

Slide 23 - Drag question

Welke functies hebben de bloedsomlopen?
Grote Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Zuurstof afgeven aan cellen
Zuurstof opnemen in het bloed
koolstofdioxide afgeven aan de longen
koolstofdioxide opnemen in het bloed

Slide 24 - Drag question

Een haarvat is een bloedvat die...
A
zo dik is als een haar.
B
een wand heeft van 1 cellaag dik.
C
het lichaam voorziet van zuurstofrijk bloed
D
het lichaam voorziet van zuurstofarm bloed.

Slide 25 - Quiz

Bij sommige diersoorten komen zogenaamde wondernetten voor. Bij zo’n wondernet vertakt een slagader zich in kleinere slagaders die weer uitkomen in één grotere slagader (zie afbeelding). Een wondernet bestaat uit slagaders. Drie plaatsen in de bloedvaten van dit wondernet worden met de letters P, Q en R aangegeven. De samenstelling van het bloed op deze plaatsen wordt met elkaar vergeleken. Welke letter geeft de plaats aan waar de hoeveelheid van de voedingsstof glucose in het bloed het laagst is?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten.

Sleep de bloedvaten naar de juiste namen.
Kransslagader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader

Slide 27 - Drag question

met welke letter is een haarvat aangegeven?
A
met nummer Q
B
met nummer R
C
met nummer S

Slide 28 - Quiz

In de afbeelding is een wondernet getekend. Bij een wondernet vertakt een slagader zich in kleinere slagaders die weer uitkomen in één grotere slagader.

Waar is de bloeddruk het hoogst?
A
P
B
Q
C
R

Slide 29 - Quiz

In de afbeeldingen zijn verschillende type bloedvaten schematisch weergegeven. Zet de naam van het type bloedvat op de juiste plaats.
Haarvat
Slagader
Ader

Slide 30 - Drag question

Welke taak hoort bij welk bloedvat?
de bloeddruk is heel laag, en bloed gaat via deze bloedvaten naar het hart toe.
dikke wanden, en het bloed gaat vanaf het hart door dit soort bloedvaten naar organen toe
dunne bloedvaten, hier gaan stoffen van het bloed naar cellen en andersom
ader
slagader
haarvat

Slide 31 - Drag question

Bloedvat 1 is...
Bloedvat 2 is...
Bloedvat 3 is...
A
1. Ader 2. Haarvat; 3 slagader
B
1. slagader, 2. ader; 3. haarvat
C
1. Haarvat; 2. slagader; 3. ader
D
1. Slagader; 2. haarvat; 3. Ader

Slide 32 - Quiz

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Haarvat
C
Slagader
D
Dat is niet te zeggen

Slide 33 - Quiz

Wat is de functie van de haarvaten?
A
Het uitwisselen van zuurstof en voedingsstoffen met de lichaamscellen.
B
Het afbreken van afvalstoffen.
C
Het vervoeren van hormonen.
D
Het regelen van de lichaamstemperatuur.

Slide 34 - Quiz

De eerste verdedigingslinie van het afweersysteem is
A
vaccinatie
B
opgebouwde afweer
C
de huid
D
witte bloedcellen

Slide 35 - Quiz

Wat is een vaccinatie?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit

Slide 36 - Quiz

Welke bloedcellen worden extra aangemaakt na de vaccinatie?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 37 - Quiz

Wat is een vaccinatie?
A
het inspuiten van de ziekte verwekker
B
het inspuiten van antistoffen
C
het inspuiten van medicatie
D
het inspuiten van dode of verzwakte ziekte verwekkers

Slide 38 - Quiz

Als je een virus hebt gehad, kan je het daarna niet meer krijgen. Hoe noem je dit ook wel?
A
Vaccinatie
B
Immuniteit
C
Diversiteit
D
Puberteit

Slide 39 - Quiz