1. Maak contact, vraag wat er aan de hand is, vraag naar emoties en luister actief.
2. Vraag bewoner om naar jou te luisteren en te stoppen met schreeuwen; als dit lukt kun je de zorgvrager kalmeren door in gesprek te blijven en door samen een oplossing te bedenken die de onrust bij de zorgvrager wegneemt.
3. Als bewoner niet stopt met het probleemgedrag, vertel je hem wat de consequenties zijn wanneer hij doorgaat, bijvoorbeeld het gesprek beëindigen.
4. Bepaal of het nodig is om opnieuw toenadering te zoeken, bijvoorbeeld als meneer wél stopt met het probleemgedrag, of om weg te gaan of alarm te slaan.