This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Erfelijkheid welke begrippen komen op?
Slide 1 - Mind map
Het uiterlijk (zichtbare eigenschappen) van een organisme noemen we het................van dat organisme.
Slide 2 - Open question
De complete erfelijke informatie voor al je erfelijke eigenschappen noemen we het....................
Slide 3 - Open question
Aa: Het dominante allel zie je terug in het fenotype/komt tot uiting
A
onjuist
B
juist
Slide 4 - Quiz
Zijn er situaties waarin een dominant allel (A) niet tot uiting komt? leg uit!
Slide 5 - Open question
Hier is Woef. Welke cellen bevatten dezelfde erfelijke informatie?
A
spiercel, maagwandcel
B
spiercel, zaadcel
C
alle cellen hebben andere erfelijke informatie
Slide 6 - Quiz
Dit is het Karyotype van een mens. Hoeveel chromosomen zitten er in een eicel? Bevatten alle eicellen van een vrouw hetzelfde genotype?
Slide 7 - Open question
Bij Labradors is het allel voor zwarte vachtkleur (A) dominant over het allel voor gele vachtkleur (a). Het mannetje is geelharig. Wat is zijn genotype?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 8 - Quiz
Bij Labradors is het allel voor zwarte vachtkleur (A) dominant over het allel voor gele vachtkleur (a). Het vrouwtje is zwart en homozygoot. Wat is haar genotype?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 9 - Quiz
Het vrouwtje is zwart en homozygoot, dus AA. Welke allelen kunnen in een eicel van haar terechtkomen?
A
A of A
B
A of a
C
a of a
Slide 10 - Quiz
Het zwarte vrouwtje AA en het gele mannetje aa krijgen nakomelingen. Hoe groot is de kans op een nakomeling met een gele vacht?
A
100%
B
25%
C
50%
D
0%
Slide 11 - Quiz
Het zwarte vrouwtje AA en het gele mannetje aa (P, Parentes) krijgen nakomelingen, de F1. Hoe groot is de kans dat de nakomeling heterozygoot is voor vachtkleur?
A
100%
B
25%
C
50%
D
0%
Slide 12 - Quiz
De nakomelingen, dus de F1, krijgen zelf ook kinderen. Hoe groot is de kans dat in de F2 op een gele vachtkleur?
A
100%
B
25%
C
50%
D
0%
Slide 13 - Quiz
We gaan 100 jaar terug in de tijd.... Bello is een zwerfhond. Hij is een zwart labrador mannetje. Hoe komen we erachter of hij homozygoot of heterozygoot is voor vachtkleur?
Slide 14 - Open question
Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
Rr x rr
B
RR x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr
Slide 15 - Quiz
Cavia's kunnen zwartharig (R) en witharig (r) zijn. Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:
Bij welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
A
heterozygoot x homozygoot dominant
B
homozygoot recessief x heterozygoot
C
homozygoot dominant x homozygoot recessief
D
heterozygoot x heterozygoot
Slide 16 - Quiz
Mutagene invloeden kunnen zorgen voor mutaties in DNA. Wanneer zijn de (negatieve) gevolgen hiervan het grootst?
A
Bij mutaties in een lichaamscel
B
bij mutaties in een geslachtscel
Slide 17 - Quiz
Hoe noem je de techniek waarbij DNA van verschillende organismen bij elkaar wordt gevoegd?
Slide 18 - Open question
celkerntransplantatie wordt wel gebruikt bij klonen. wat is het?
A
de celkern van een lichaamscel wordt getransplanteerd naar een eicel waaruit de kern is weggehaald
B
De celkern van een eicel wordt getransplanteerd naar een lichaamscel waaruit de kern is weggehaald
Slide 19 - Quiz
Bij welke vorm van prenataal onderzoek is geen sprake van DNA onderzoek?
A
NIPT
B
Vlokkentest
C
Echoscopie
D
vruchtwaterpunctie
Slide 20 - Quiz
Aan welk onderwerp binnen erfelijkheid moet je nog wat extra tijd besteden?