Signaalwoorden
Tegenargumenten: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, want, de reden hiervoor is.
Tegenargument en weerlegging: tegenover, daarentegen, toch, maar, echter, ondanks dat, hoewel
Alinea gewijd aan 1 tegenargument: let op signaalwoorden van opsomming waarmee argument wordt onderbouwd.