Nederlands H6 Samenvatting Deel A

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Uitleg
Hier volgt steeds een korte uitleg van elk hoofdstuk in hoofdstuk 6
die belangrijk zijn voor de toets 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

video
Hoe vind je woorden in een woordenboek 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

video
Wat zijn voorzetsels

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

vragen 
Nu volgen er een aantal vragen 

Heel veel succes 

Slide 21 - Slide

Welke woorden zijn voorzetsels?
meerdere antwoorden zijn mogelijk
A
hier
B
boven
C
vanwege
D
wachten

Slide 22 - Quiz

Stelling: 'van' en 'bij' zijn ook voorzetsels
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Vul het goede voorzetsels in:
Mevrouw van der Werf houdt ____ chocola.
A
van
B
in
C
voor
D
op

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 25 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
hij - naar
B
via - de
C
via - naar
D
hij - de

Slide 26 - Quiz

vraag 21: voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
onder - met - te
B
onder - met
C
onder - te
D
te - met

Slide 28 - Quiz

De vermoeide reiziger is in de overvolle trein in slaap gevallen.
Hoeveel voorzetsels?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Ik weet hoe ik voorzetsels in een zin kan vinden.
A
ja
B
nee
C
ik weet het niet zeker

Slide 30 - Quiz

Wat is een synoniem?
A
Twee woorden met dezelfde betekenis
B
Eén woord met twee betekenissen
C
Twee woorden met een verschillende betekenis
D
Geen van deze antwoorden

Slide 31 - Quiz

Non verbaal
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie zonder woorden

Slide 32 - Quiz

Abrupt
A
Langzaam
B
Familie zijn van.
C
Woorden maken van andere woorden.
D
Heel plotseling

Slide 33 - Quiz

Wat zijn instructiewoorden?
A
woorden die je vooral thuis gebruikt
B
woorden die je in opdrachten van school vindt
C
woorden die je vooral op school gebruikt

Slide 34 - Quiz

Een zelfstandignaamwoord is:
A
Woorden die aangeven dat je iets doet
B
woorden van mensen, dieren, planten, dingen en eigen namen.

Slide 35 - Quiz

De brug 

H6 tekst en afbeeldingen blz 218 
opdracht 9, 10 en 11 

H6 Zoeken in het woordenboek blz 224 
Opdracht 14 t/m 18 

H6 Voorzetsels blz 230 
Opdracht 12 en 13 


Slide 36 - Slide

Upload het gemaakte werk

Slide 37 - Open question

Leerdoelen
Als het goed is weet je 
- Wat voorzetsels zijn
- Hoe je woorden kan opzoeken in een woordenboek 
- Wat de functies van afbeeldingen zijn bij een tekst 

Slide 38 - Slide