This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
P1 hoofdletters en leestekens 2 havo/vwo
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Om mee te beginnen:
1. Geef aan of het om een hww, kww of zww gaat. - Ik schijn met mijn telefoon. - Het schijnt een fel lichtje te zijn. - Ik loop over straat.
2. Benoem de woordsoorten. - Zo'n rode telefoon is mooi.
Slide 3 - Slide
Voor vandaag:
Ik vraag om extra uitleg
Ik oefen met de oefentoets
Ik leer voor NE (of een ander vak)
Slide 4 - Slide
Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
Slide 5 - Slide
Puntkomma
Zit tussen een punt en een komma in
De zin na de puntkomma heeft een belangrijk verband met de zin voor de puntkomma.
Voorbeeld: Beginnen jullie maar alvast; door vertragingen is meneer Vogelzang wat later.
Slide 6 - Slide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.
Slide 7 - Slide
Leestekens
Slide 8 - Slide
Noteer het juiste antwoord en vervoeg de werkwoorden
1. Het is echt een mooi/mooie huis! 2. De ... (verkopen) spullen (leveren) veel geld op. (v.t.) 3. (Fluisteren) zei hij: 'Je moeder!'
Slide 9 - Slide
Voor vandaag:
Ik weet wanneer een bijvoeglijk naamwoord wel of geen -e krijgt
Ik weet hoe ik een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord/tegenwoordig deelwoord moet vervoegen
Slide 10 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord -e
ZN met de/het
ZN met een
- De blije docent - Het mooie huis
- Een blije docent - Een mooi huis
Waarom een mooi huis en niet een mooie huis?
Slide 11 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord zonder -e
ZN met de/het
ZN met een
- De blije docent - Het mooie huis
- Een blije docent - Een mooi huis
1. Het zelfstandig naamwoord is een 'het-woord' (huis, meisje, jongetje). 2. Het lidwoord 'een' staat voor het bijvoeglijk naamwoord (het kleine jongetje is een blij jongetje)
Slide 12 - Slide
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1. Voltooid deelwoord + e 2. Je schrijft het zo kort mogelijk op zonder dat de betekenis van het woord verandert (de beklede) stoel) ! Eindigt een voltooid deelwoord met -en of gaat het om een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord? Dan -en!
Het gekochte huis is best duur. Het verlaten huis stond er spookachtig bij. De zilveren deurknop was gestolen door boefjes.
Slide 13 - Slide
Bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord
1. Infinitief (hele werkwoord + de)
De lachende automobilist reed door terwijl de huilende vrouw haar middelvinger opstak.
2. Infinitief (hele werkwoord + d)
Een opvallend tasje, zeg!
Slide 14 - Slide
Aan de slag, H2!
Individueel en in stilte (10 minuten), daarna in duo's (10 minuten) Eerder klaar? Spelling 4.9 opdracht 5. Vragen? Na tien minuten
Opdracht: 4.9 spelling opdracht 1, 3, 4 en 5.
Slide 15 - Slide
Aan de slag, V2!
Individueel en in stilte (10 minuten), daarna in duo's (20 minuten) Eerder klaar? Spelling 4.9 opdracht 8. Vragen? Na tien minuten
Opdracht: 4.9 spelling opdracht 1, 3, 4 en 5.
Slide 16 - Slide
Ter afsluiting
1. Een (beschadigd/beschadigde) boek zal een boete opleveren. 2. Een (rennend/rennende) kind langs de weg betekent altijd gevaar!
Slide 17 - Slide
Om mee te beginnen:
1. Een ...(aarzelen) klant 2. Een ...(passend) colbert 3. Een ...(schreeuwen) kleur 4. De ...(beklede) stoel 5. De verloren tafel
Slide 18 - Slide
Voor vandaag:
Ik weet wat ik moet kennen en kunnen voor de toets
Ik weet welke leestekens ik wanneer moet gebruiken
Slide 19 - Slide
Kennen en kunnen toets
Slide 20 - Slide
Keuze!
Keuze 1
Keuze 2
- Je luistert naar een korte uitleg over de belangrijkste leestekens. - Je gaat aan de slag met de oefentoets.
Examensleutel: nXCSzg
- Je gaat gelijk aan de slag met een oefentoets.
Examensleutel: nXCSzg
Slide 21 - Slide
Wanneer een komma?
Slide 22 - Slide
Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.
Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
Uitroepteken (uitroep): Doe je best!
Slide 23 - Slide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.
Slide 24 - Slide
Leestekens zijn belangrijk!
Slide 25 - Slide
We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 26 - Quiz
Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 27 - Quiz
Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 28 - Quiz
Op Maandag hebben we een toets.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 29 - Quiz
In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.
Slide 30 - Quiz
Maak van taalverzorging 1: opdracht 27 t/m 29
Maak van taalverzorging 2: opdracht opdracht 15
Slide 31 - Slide
Ik snap de theorie van hoofdletters en leestekens.