herhaling langues/avoir/être + oefentoets

Les langues
Où est-ce qu'on parle
- néerlandais
- anglais
- allemand
- espagnol
- italien
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les langues
Où est-ce qu'on parle
- néerlandais
- anglais
- allemand
- espagnol
- italien

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

livre de textes - page 195
avoir - hebben            - page 195
être   - zijn / worden - page 196

Slide 3 - Slide

avoir - hebben
  • ik heb                            
  • jij hebt                            
  • hij heeft
  • wij hebben
  • u heeft
  • jullie hebben 
  • zij hebben

Slide 4 - Slide

méli mélo (= door elkaar)
  • zij heeft
  • jullie hebben
  • ik heb
  • wij hebben
  • jij hebt
  • zij hebben
  • u heeft

Slide 5 - Slide

être - zijn
  • ik ben                          
  • jij bent                           
  • hij is
  • wij zijn
  • u bent
  • jullie zijn
  • zij zijn

Slide 6 - Slide

méli mélo (= door elkaar)
  • zij is
  • jullie zijn
  • ik ben
  • wij zijn
  • jij bent
  • zij zijn
  • u bent

Slide 7 - Slide

oefentoets
- Maak de oefentoets (op het blad zelf)
- kijk de oefentoets na (antwoordblad bij zui)
- laat je buurman/vrouw de voca opdracht maken en laat deze door jou nakijken
- maak een bingokaart (9 vakjes) met avoir + être
- maak een bingokaart (9 vakjes) met parler/finir/vendre
- ga leren voor de toets

Slide 8 - Slide

werkwoordenbingo avoir & être
exemple
ik ben
zij hebben

jij hebt
hij heeft
jij bent

jullie zijn
wij zijn
zij is

u heeft

Slide 9 - Slide

bingo parler, finir, vendre
exemple
ik verkoop
zij praten

jij eindigt
hij eindigt
jij verkoopt

jullie praten
wij praten
zij verkoopt

u eindigt

Slide 10 - Slide