Ontwikkelingspsychologie: Syndroom van Down

WELKOM!
Ontwikkelingspsychologie:
Verstandelijke beperkingen 
Ontwikkeling en Omgeving: 3.3.4
Syndroom van down
1 / 24
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM!
Ontwikkelingspsychologie:
Verstandelijke beperkingen 
Ontwikkeling en Omgeving: 3.3.4
Syndroom van down

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat vond je van de boodschap in dit filmpje?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

In deze les:
  • Wat is het syndroom van Down
  • Hoe ontstaat dit
  • Uiterlijke kenmerken
  • Lichamelijke kenmerken
  • Hoe om te gaan met het syndroom van Down


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoeveel kinderen worden er gemiddeld per jaar geboren met het Syndroom van down?
A
300
B
100
C
150
D
250

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Een extra chromosoom bij het 21e chromosomenpaar

Slide 8 - Slide

Wat zijn de uiterlijke kenmerken van een persoon met het syndroom van Down?

Slide 9 - Open question

Uiterlijke kenmerken
  • Nauwere oogspleten, schuinstaande ogen
  • Vlak achterhoofd
  • Stijl haar
  • Grote tong naar verhouding
  • Neus en oren kleiner naar verhouding
  • Brede handen met kleine vingers  
  • Korte nek
  • Vaak kleiner dan leeftijdgenoten
  • Ontwikkeling gaat langzamer 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de gemiddelde leeftijdsverwachting voor iemand met het syndroom van down?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is een uiterlijke kenmerk van het syndroom van down?
A
Veel haar
B
Ondergewicht
C
Lange vingers en tenen
D
Een grote tong

Slide 16 - Quiz

Mensen met het syndroom van down zijn licht verstandelijk beperkt
A
Nooit
B
Soms
C
Altijd
D
syndroom van down heeft niets met een verstandelijke beperking te maken

Slide 17 - Quiz

Wat zijn gedragskenmerken van mensen met het syndroom van down?
A
Eigenwijs
B
Vriendelijk
C
Koppig
D
Verlegen

Slide 18 - Quiz

Hoeveel % van de mensen met down hebben een licht tot matig verstandelijke beperking?
A
50-60%
B
60-70%
C
75-80%
D
70-85&

Slide 19 - Quiz

Welk chromosoom heeft iemand met het Syndroom van down te veel?
A
Chromosoom 12
B
Chromosoom 20
C
Chromosoom 21
D
Chromosoom 26

Slide 20 - Quiz

Van wie erft het kind het extra chromosoom?
A
Vader
B
Moeder
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 21 - Quiz

Welke complicaties komen er voor bij mensen met het syndroom van down ?
A
Ernstige hartafwijking.
B
Gehoorproblemen.
C
Oogproblemen.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 22 - Quiz

Hoe ga je om met kinderen met het syndroom van down?
  • Maak oogcontact
  • Gebruik eenvoudige en korte zinnen
  • Gebruik mimiek en gebaren 
  • Geef bij het aanleren van iets nieuws niet te veel informatie in één keer. 
  • Maak informatie visueel
  • Geef ze extra tijd om te begrijpen wat je zegt en daarop te reageren
  • Laat ze instructies herhalen
  • Kondig gebeurtenissen en activiteiten duidelijk aan. 
  • Probeer de persoon  met Downsyndroom zo leeftijd adequaat mogelijk te benaderen.
  • Geef grenzen aan bij ongepast gedrag. 
  • Doe zo gewoon mogelijk.







Slide 23 - Slide

Wat ga je zeker onthouden over het symdroom van Down?

Slide 24 - Open question