This lesson contains 28 slides, with text slides.
Hetzelfde
De 2 allelen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde. Je hebt er altijd 2, want je krijgt er 1 van je vader en 1 van je moeder.
Verschillend
De 2 allelen voor één erfelijke eigenschap zijn verschillend. Je hebt er altijd 2, want je krijgt er 1 van je vader en 1 van je moeder.
Dominant gen --> HOOFDLETTER
Recessief gen --> kleine letter
Homozygoot dominant: AA = heeft de dominante eigenschap
Homozygoot recessief: aa = heeft de recessieve eigenschap
Heterozygoot: Aa = heeft dominante eigenschap --> A wint van a
Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden