Zwakke werkwoorden (in de vt)

Deze les leer je:
  • Wat zwakke werkwoorden zijn
  • Hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd zet 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Deze les leer je:
  • Wat zwakke werkwoorden zijn
  • Hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd zet 

Slide 1 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik .......... (kijken) nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren .......... (mogen) ik dat niet.
         3. Vorige week .......... (lopen) we in de stad.
         4. Toen .......... (rijden) Karin ons voorbij.
         5. Zij .......... (gaan) dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik kijk nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren .......... (mogen) ik dat niet.
         3. Vorige week .......... (lopen) we in de stad.
         4. Toen .......... (rijden) Karin ons voorbij.
         5. Zij .......... (gaan) dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik kijk nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren mocht ik dat niet.
         3. Vorige week .......... (lopen) we in de stad.
         4. Toen .......... (rijden) Karin ons voorbij.
         5. Zij .......... (gaan) dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik kijk nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren mocht ik dat niet.
         3. Vorige week liepen we in de stad.
         4. Toen .......... (rijden) Karin ons voorbij.
         5. Zij .......... (gaan) dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik kijk nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren mocht ik dat niet.
         3. Vorige week liepen we in de stad.
         4. Toen reed Karin ons voorbij.
         5. Zij .......... (gaan) dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
a.    Wat is het verschil tussen de tt en de vt?
b.     Noteer de pv in de juiste vorm.
         1. Ik kijk nu elke dag naar mijn favoriet tv-serie.
         2. Alleen gisteren mocht ik dat niet.
         3. Vorige week liepen we in de stad.
         4. Toen reed Karin ons voorbij.
         5. Zij gaat dit jaar examen doen.
c.     Waaraan zie je in de zinnen bij 1b of het tt of vt moet zijn?
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Drie oefenzinnen
Oma .......... (breien) vroeger altijd truien voor opa.

Toen ik nog niet op mezelf woonde, .......... (wassen) mijn moeder mijn kleren.

De juf .......... (antwoorden) afgelopen weekend niet op mijn mail.

Slide 8 - Slide

Drie oefenzinnen
Oma breide vroeger altijd truien voor opa.

Toen ik nog niet op mezelf woonde, .......... (wassen) mijn moeder mijn kleren.

De juf .......... (antwoorden) afgelopen weekend niet op mijn mail.

Slide 9 - Slide

Drie oefenzinnen
Oma breide vroeger altijd truien voor opa.

Toen ik nog niet op mezelf woonde, waste mijn moeder mijn kleren.

De juf .......... (antwoorden) afgelopen weekend niet op mijn mail.

Slide 10 - Slide

Drie oefenzinnen
Oma breide vroeger altijd truien voor opa.

Toen ik nog niet op mezelf woonde, waste mijn moeder mijn kleren.

De juf antwoordde afgelopen weekend niet op mijn mail.

Slide 11 - Slide

Zelfstandig of in tweetallen...
Wat?         Opdracht 3 maken.
Hoe?         Iedereen schrijft de antwoorden op zijn/haar werkblad
Hulp?        1. boek (blz. 156)     2. buurman/-vrouw     3. juf
Klaar?       Kijk of je een klasgenoot kunt helpen

Na 8 minuten bespreken!
timer
8:00

Slide 12 - Slide


Groep A

Samen met mij opdracht 4 maken en samen de antwoorden bespreken.

Groep B

Zelfstandig of in tweetallen aan de slag met opdracht 4. Klaar? Werk laten zien en zelf nakijken.

Slide 13 - Slide

Deze les leer je:
  • Wat zwakke werkwoorden zijn
  • Hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd zet 

Slide 14 - Slide