Les 3 decor en start signalement

Decor en signalement
Q1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Decor en signalement
Q1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke formuleren is correct in een pv?
De collega kan de verdachte aanhouden
A
Ik zag dat mijn collega de verdachte had kunnen aanhouden.
B
Ik zag dat mijn collega de verdachte aanhield.
C
Ik zag dat mijn collega de verdachte kon gaan aanhouden.
D
Ik zag dat mijn collega de verdachte kon aanhouden.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke formuleren is correct in een pv?
Een man loopt naar de balie, legt een pasje op de balie en loopt het gebouw uit.
A
Ik zag dat een man een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw verliet, toen hij naar de balie was gelopen.
B
Ik zag dat een man naar de balie liep, dat hij een pasje op de balie legde, waarna hij het gebouw uit liep.
C
Ik zag dat een man naar de balie liep, dat hij een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw uit liep.
D
Ik zag dat een man, toen hij nar de balie was gelopen, een pasje op de balie legde en dat hij het gebouw verliet.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke formuleren is correct in een pv?
De collega mag de getuige een foto laten zien.
A
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto zou laten zien.
B
Ik zag dat de getuige een foto te zien kreeg.
C
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto mocht laten zien.
D
Ik zag dat mijn collega de getuige een foto voorhield.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Decor
Herhaling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar gebruik je een vast/kaal decor voor?

Slide 6 - Open question

Voor onbeweegbare objecten
Waar gebruik je een variabel/veranderlijk decor voor?

Slide 7 - Open question

Voor beweegbare objecten
In welke tijd schrijf je het vaste decor?

Slide 8 - Open question

Tegenwoordige tijd
In welke tijd schrijf je het variabele decor?

Slide 9 - Open question

In de onvoltooid verleden tijd
Opdracht in tweetallen (15 minuten):
  • Beschrijf waar je auto vannacht geparkeerd stond.
  •  - beschrijf eerst het vaste decor.
  •  - beschrijf daarna het veranderlijke decor.
  • Wissel je tekst uit en maak van elkaars tekst een tekening.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signalement en goederen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Signalement
  • Maak onderscheid tussen vaste en veranderende kenmerken.
  • Beschrijf van top tot teen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Signalement
  • Van vast naar variabel;
  • Van boven naar beneden;
  • Tegenwoordige tijd
  • Of o.v.t. als gebruik wordt gemaakt van r.v.w.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vaste elementen
  • geslacht;
  • huidskleur;
  • haardracht;
  • postuur (lengte/ gewicht);
  • leeftijd;
  • overige bijzondere kenmerken (gebit).

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Veranderende kenmerken
  • Zoals:
  • kleding onder;
  • kleding boven;
  • schoeisel;
  • sieraden;
  • tatoeages, piercings.
  • Veranderende kenmerken (kleding) in hele zinnen (met redenen van wetenschap).

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
  1. Ik kan de man als volgt omschrijven
  2. Ik omschrijf de man als volgt:
  • blanke huidskleur;
  • blond haar tot op de schouders;
  • slank postuur;
  • ongeveer 30 jaar;
  • litteken op zijn rechterwang.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vervolg
  • Ik zag dat de man een rode broek aanhad met daaronder opvallend witte gympen.

  • Droeg/ aanhad niet combineren.
  • Aanhad heeft de voorkeur.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Overig
  • Overige kenmerken:
  • manier van spreken (hoe weet de aangever dat?)
  • houding/gedrag.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

(Veranderende) kenmerken
  • Kunnen afwijken van het signalement.
  • Blauwe broek bleek toch groen te zijn?
  • Dan moet dit benoemd worden.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdracht:
  • Omschrijf het signalement.
  • Wat is er gebeurd?
  • Gebruik redenen van wetenschap.

Slide 20 - Slide

Studenten beschrijven wat er zojuist is gebeurd. Ze gebruiken de redenen van wetenschap, ze beschrijven het decor als ze deze theorie hebben gehad en ze beschrijven het signalement op de manier zoals ze zojuist hebben geleerd.
Een paar voorbeelden worden na afloop op het scherm getoond en besproken.

Goederen
  • Van groot naar klein.
  • In tegenwoordige tijd.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Schade
  • Met r.v.w.
  • In o.v.t.
  • Van groot naar klein.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Letsel
  • Met r.v.w.
  • In o.v.t.
  • Van globaal naar specifiek.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Zijn er nog vragen over het decor of het signalement?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Pv bevindingen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Pv bevindingen
  • Open Geef mij de feiten op bladzijde 39.
  • Er komen zo weer een aantal vragen op het bord.
  • Het antwoord op deze vragen kun je op bladzijde 39 in het boek vinden.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn bevindingen?

Slide 27 - Open question

Gebeurtenissen, feiten en omstandigheden die jij als opsporingsambtenaar waarneemt en handelingen die je zelf uitvoert.
Op welke manieren kan een pv bevindingen logisch geordend worden?

Slide 28 - Open question

Bijvoorbeeld chronologisch of thematisch.
Pv bevindingen - opbouw

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Pv bevindingen
  • Lees Geef mij de feiten tot en met bladzijde 47.
  • Wat staat er over filmisch schrijven?
  • Zijn er zaken die je opvallen?
  • Maak korte aantekeningen.
  • Heb je vragen?
  • Noteer die dan.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je gelezen over filmisch schrijven?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Zijn er vragen over filmisch schrijven?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions