leesvaardigheid onderwerp hoofdgedachte signaalwoorden

1 / 20
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

waar of niet waar
De hoofdgedachte van een tekst geef je weer in één zin en het onderwerp geef je weer in één woord of een paar woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Kippenvel
Dit zou het / de ................van een tekst kunnen zijn.
welk woord hoort op de stippellijn te staan?
A
onderwerp
B
hoofdgedachte

Slide 3 - Quiz

Het doel van AAP is om dieren weer gezond te maken en een nieuw onderkomen voor ze te zoeken.
Dit is (dus) een voorbeeld van ....................
A
een hoofdgedachte
B
een onderwerp

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

een recept is een voorbeeld van een
A
betoog
B
uiteenzetting
C
instructieve tekst
D
informatieve tekst

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Een reclametekst is een voorbeeld van een
A
betoog
B
beschouwing
C
activerende tekst
D
informatieve tekst

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Stichting AAP vangt verboden circusdieren op.
Welke vraag hoort hierbij?
A
Wat is Stichting AAP?
B
Wat doet Stichting AAP?
C
Waarom vangt Stichting AAP circusdieren op?
D
Waarom vangt Stichting AAP alleen circusdieren op en geen honden en katten?

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

De tarantula's zijn klaar wanneer de poten en de borstholte open zijn geknapt.

Welke vraag kun je bij deze uitspraak stellen?
A
Wanneer is een tarantula klaar?
B
Hoe eet je de tarantula?
C
Waar kun je tarantula's kopen?
D
Wat is een tarantula?

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De tarantula smaakte ook goed, maar die zal ik nooit meer eten.
maar: signaalwoord dat een.......verband aangeeft. Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 15 - Quiz

Ik heb ook meelwormen en krekels op pizza's gedaan.
ook: signaalwoord dat een.......verband aangeeft.
Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
oorzakelijk
D
opsommend

Slide 16 - Quiz

Dierendag is leuk voor dieren, want ze worden extra verwend.
want: signaalwoord dat een..........verband aangeeft.
Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
redengevend
B
oorzakelijk
C
tegenstellend
D
opsommend

Slide 17 - Quiz

Jorine is vandaag ontzettend blij, __ haar zusje is vannacht geboren.
Welk signaalwoord kun je hier het beste kiezen?
A
omdat (redengevend)
B
want (redengevend)
C
en (opsommend)
D
ook (opsommend)

Slide 18 - Quiz

Jorine heeft allerlei spulletjes voor haar zusje gekocht, __ kleertjes, een knuffeltje en een speentje.
Welk signaalwoord past het beste in deze zin?

A
maar (tegenstellend)
B
ook (opsommend)
C
verder (opsommend)
D
zoals (toelichtend)

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video