Anatomie p1 week 7: Bloed (aangepast janet)

Lesweek 7
anatomie en fysiologie. 
1 / 39
next
Slide 1: Slide
anatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesweek 7
anatomie en fysiologie. 

Slide 1 - Slide

Heb je vertrouwen in de toets anatomie/fysiologie?

Slide 2 - Poll

Plan voor vandaag
lesweek 6, circulatie hart, afronden: 
- de prikkelautomaat van het hart. (werkblad 1 + nakijken) 
- bloeddruk, hoe zit dat???  

lesweek 7, bloed: 
werkblad van dinsdag > hier nakijken in QUIZZ/ lessonup vragen..  
         EXTRA INFORMATIE over het resus eiwit op de erythrocyt... 
- Kruiswoordpuzzel met vragen over week 6 en 7 ( werkblad 2 ) 

Alles gedaan? en gecheckt door de docent?  > mag je naar huis 

Slide 3 - Slide

Volgende week. laatste les
Inhoudelijk: over de longen en de ademhaling . 

In de les: tijd om vragen te stellen > maar niet uitgebreid. 

WANT: OEFENTOETS... 

Slide 4 - Slide

Werkopdracht De Prikkelautomaat 
maak deze nu. 
Kijk in Traject 
anatomie en fysiologie  - module 5 -
hoofdstuk 1 hart - 1.1.4 prikkelautomaat

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Let op!
Je moet ook nog een aantal arterieen en venen kunnen aanwijzen met hun MEDISCH term 
(Zie leerdoelen en werkblad > zelfstandig opzoeken) 

Slide 8 - Slide

Vragen

      Zijn er nog vragen over
 de lesstof van vorige week?
      --> Circulatiestelsel

Slide 9 - Slide

Anatomie P1 week 7: Bloed

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft de bouw, functie en werking van het bloed. 

Subleerdoelen
De student kan:
1. het volume en de samenstelling van het bloed uitleggen.
2. de bloedcellen benoemen, te weten rode en witte bloedcellen, en trombocyten met zowel de Nederlandse als
    de Latijnse benamingen.
3. de functie van de bloedcellen benoemen.
4. uitleggen hoe het proces van bloedstolling verloopt.
5. uitleggen welke bloedgroepen er zijn binnen AB0-stelsel en wat rhesusfactor is (RhD).



 --> Pak je werkblad van het college erbij
Leerdoelen

Slide 11 - Slide

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 12 - Slide

Welke van de onderstaande antwoorden is GEEN functie van zout in het bloed? (30 sec)
A
osmose mogelijk maken van andere stoffen
B
zodat het eten beter smaakt en je trek krijgt.
C
om de bloeddruk en de hoeveelheid bloedplasma te regelen.
D
om de zuurgraad te regelen in het bloed.

Slide 13 - Quiz

Functies van zouten

- osmotische waarde op peil houden
- bloeddruk, te veel zouten, bloeddruk omhoog
- handhaving zuurgraad


Slide 14 - Slide

Welke van deze stoffen zitten altijd in je bloed? (20 sec)
A
glucose en vitamines
B
vetzuren en aminozuren
C
hormonen en vitamines
D
zuurstof, en zouten

Slide 15 - Quiz

In welk weefsel vindt de aanmaak van erytrocyten plaats? (20 sec)
A
Kraakbeen
B
Beenmerg
C
Spierweefsel
D
Zenuwweefsel

Slide 16 - Quiz

Waar bevindt zich beenmerg? (30 sec)
A
In de kop van de pijpbeenderen en in platte beenderen
B
In de lymfeklieren en andere lymfoide organen (zoals de milt)
C
Overal in de verdikte uiteindes van de botten.
D
In het middengedeelte van de hersenen (mesencephalon)

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Hoeveel procent van ons lichaamsgewicht bestaat uit bloed? (20 sec)
A
2,5 %
B
7,5 %
C
15 %
D
27,5 %

Slide 19 - Quiz

Het bloed bestaat uit verschillende bestanddelen, welk bestanddeel komt het meest voor in het bloed? (20 sec)
A
Bloedplasma
B
Witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Allemaal evenveel

Slide 20 - Quiz

Uit welk bestanddeel bestaat bloedplasma voor 90%? (20 sec)
A
Elektrolyten
B
Plasmaeiwitten
C
Erytrocyten
D
Water

Slide 21 - Quiz

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Erytrocyten
Leukocyten
Trombocyten
Afweer
Zuurstof vervoeren
Bloedstolling

Slide 22 - Drag question

Erytrocyt
- Uit welk eiwit bestaat een erytrocyt voornamelijk?
- Wat is de functie van dit eiwit?
- Welk scheikundig element zit hier in?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Bloedstolling
Stap 1: Plaatselijke bloedvatvernauwing


Stap 2: Propvorming

Stap 3: Bloedstolling

Stap 4: Weefselherstel


Waarom en hoe werkt het?
Wat gebeurt er?
Zie volgende dia
Welke stof zorgt voor bloedvatverwijding en waarom is dit?

Slide 25 - Slide

Wondgenezing (vraag 5 werkblad)
a. de wond gaat dicht
b. fibrine vormt een netwerk van draden
c. fibrinogeen wordt omgezet in fibrine
d. kapotte trombocyten
e. protrombine wordt omgezet in trombine
f. tromboplastine ontstaat
g. tromboplastinogeen komt vrij
h. verwonding

Wat is de juiste volgorde?

Slide 26 - Slide

Bloedgroepen
Vragen hierover?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Bloedgroepen
  • Het lichaam kan lichaamseigen cellen herkennen doordat er op de buitenkant van de cel specifieke membraaneiwitten zitten
  • Wanneer het immuunsysteem lichaamsvreemde membraaneiwitten tegenkomt --> cellen worden opgeruimd

Slide 29 - Slide

EXTRA! over Rhesus
  • resusantigeen AANwezig = bloedgroep resus positief (Rh+)
  • resusantigeen AFwezig = bloedgroep resusnegatief (Rh-)

Rhesus factor = antigeen D. 

  • Ook tegen dit bloedantigeen D kan het lichaam antistoffen maken. (anti-D)
  • antilichamen tegen D wordt pas gevormd NADAT resusnegatiefbloed  in contact is gekomen met resuspositieve rode bloedcellen

  • ong 85% is rhesus (D)-positief en ong 15% is rhesus (D)-negatief

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Iemand met een Rhesuspositieve (+) bloedgroep heeft het antigeen D op zijn erytrocyten.
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Iemand geboren met een Rhesusnegatieve (-) bloedgroep, heeft bij de geboorte ook direct rhesus antilichamen
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Kan iemand met bloedgroep O bloed met bloedgroep AB ontvangen?
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quiz

Een persoon met bloedgroep AB+ bezit op de erytrocyten:
A
Anti A en anti B
B
Antigeen A, antigeen B en antigeen D
C
Antigeen AB en anti D
D
Antigeen AB en antigeen D

Slide 35 - Quiz

Een resuspositieve moeder met bloedgroep A is een week geleden bevallen van een gezonde baby. De bloedgroep van het kind is A+
In het bloed van de moeder treft men op de rode bloedcellen (1)…………. en in het bloedplasma (2) ………………….
A
(1) anti B, (2) anti D
B
(1) antigeen A, (2) anti D
C
(1) antigeen A en D, (2) anti B
D
(1) antigeen B en D, (2) anti A

Slide 36 - Quiz

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft de bouw, functie en werking van het bloed. 

Subleerdoelen
De student kan:
1. het volume en de samenstelling van het bloed uitleggen.
2. de bloedcellen benoemen, te weten rode en witte bloedcellen, en trombocyten met zowel de Nederlandse als
    de Latijnse benamingen.
3. de functie van de bloedcellen benoemen.
4. uitleggen hoe het proces van bloedstolling verloopt.
5. uitleggen welke bloedgroepen er zijn binnen AB0-stelsel en wat rhesusfactor is (RhD).



 
Leerdoelen
Nog vragen?

Slide 37 - Slide

Aan de slag
- Maak de kruiswoordpuzzel over les 6 en 7 

Slide 38 - Slide

Afsluiting
Doen na de les:
  • werkblad verder afmaken (indien deze nog niet af is)
  • uitwerken leerdoelen week 7 uit de LOEP
    met behulp van het ingesproken college en Traject Anatomie & fysiologie - Module 5 Bloedsomloop (hoofdstuk 3)
  • Doornemen van de lesstof
    van week 1 t/m 7 i.v.m.
    oefentoets volgende les!
               

Slide 39 - Slide