250213 Formuleren §4 + Thema C §1+2

Welkom V2b!
Deze spullen heb ik nodig:

  • leesboek
  • schrift
  • iPad
  • etui
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom V2b!
Deze spullen heb ik nodig:

  • leesboek
  • schrift
  • iPad
  • etui

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min)
  • Formuleren §4 (25 min)
  • Schrijfopdracht (10 min)
  • Thema C - mening en argumenten (25 min)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Dit weet/kan ik al:
  • Ik gebruik leestekens om mijn zinnen te begrenzen.
  • Ik gebruik synoniemen en verwijswoorden om te variëren in woordgebruik.
  • Ik kan variëren in zinsopbouw om mijn tekst aantrekkelijker te maken.


Slide 3 - Slide

Welke zinsopbouw heeft deze zin?
A
O P A
B
P O A
C
P A O
D
A P O

Slide 4 - Quiz

Veel bergen, rotsen en meren hebben een ontstaansmythe (POA).

Slide 5 - Open question

Veel Nederlanders staan sinds 2020 geregistreerd in het Donorregister met ‘geen bezwaar tegen orgaandonatie’. (APO)

Slide 6 - Open question

Opdracht:
Het volgende tekstje heeft steeds dezelfde zinsvolgorde. Maak de tekst gevarieerder door de zinsopbouw aan te passen.

Mijn zus is vanmorgen erg vroeg weggegaan van huis. Ze vond dat best lastig, want ze had zich verslapen. Ze gaat een volgende keer liever iets later uit mijn bed. Ik hoop voor haar dat dat kan.
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Leerdoel
Dit ken/kan ik al:
  • Ik gebruik synoniemen en verwijswoorden om te variëren in woordgebruik.
  • Ik kan variëren in zinsopbouw om mijn tekst aantrekkelijker te maken.

Dit leer ik vandaag:
  • Ik kan voorbeelden gebruiken om mijn tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.


Slide 8 - Slide

Voorbeelden gebruiken
  • Tekst wordt leuker of duidelijker

  • Handig bij moeilijke woorden

  • Handig om een situatie duidelijker te maken 

Hoe doe je dit? Gebruik signaalwoorden.

Slide 9 - Slide

Een voorbeeld
In Nederland groeien ruim 300.000 kinderen onder de 21 jaar op in armoede. Dan is er thuis te weinig geld voor de basisbehoeften.





Slide 10 - Slide

Een voorbeeld
In Nederland groeien ruim 300.000 kinderen onder de 21 jaar op in armoede. Neem Indy, die deel uitmaakt van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Bij haar thuis is er te weinig geld voor de basisbehoeften. Dat houdt bijvoorbeeld in dat er geen geld is voor nieuwe kleren na een groeispurt of voor een dagje uit ter ontspanning.





Slide 11 - Slide

Een voorbeeld
In Nederland groeien ruim 300.000 kinderen onder de 21 jaar op in armoede. Neem Indy, die deel uitmaakt van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Bij haar thuis is er te weinig geld voor de basisbehoeften. Dat houdt bijvoorbeeld in dat er geen geld is voor nieuwe kleren na een groeispurt of voor een dagje uit ter ontspanning.





Slide 12 - Slide

Voorbeelden gebruiken
Praat je over getallen of percentages?

Maak het nog duidelijker, door het zo simpel mogelijk te vertellen:

In Nederland groeien ruim 300.000 kinderen onder de 21 jaar op in armoede. 300.000 kinderen, dat is 1 op de 12. In elke klas zijn dat dus twee of drie kinderen.

Slide 13 - Slide

Oefenen
Opdracht: 
Maak online:
Cursus 6 - Formuleren §4 > opdracht 1 t/m 4


Hoe: Kijk naar het stoplicht. Rood = alleen werken, Oranje = zachtjes overleggen
Wat: iPad
Klaar? Lees uit je boek of lees het nieuws op www.nu.nl




timer
15:00

Slide 14 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min)
  • Formuleren §4 (25 min)
  • Schrijfopdracht (10 min)
  • Thema C - mening en argumenten (25 min)

Slide 15 - Slide

Opdracht(je)
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 100 woorden (10 zinnen) over vakantie.
Je let op:
  • Interpunctie
  • Verwijswoorden / synoniemen
  • Variatie in zinsopbouw (OPA, POA, APO)
  • Je gebruikt minstens één voorbeeld in je verhaal.

Verhaal af?
  1. Lees je verhaal (zachtjes!) hardop voor. Geen spelfouten of kromme zinnen?
  2. Laat je verhaal nu door een klasgenootje lezen. Geef elkaar feedback op bovenstaande punten.
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min)
  • Formuleren §4 (25 min)
  • Schrijfopdracht (10 min)
  • Thema C - mening en argumenten (25 min)

Slide 17 - Slide

Startopdracht
Nodig:
werkboek blz. 158
lijst met titels

Vraag: Op welke afbeelding staat kunst afgebeeld?

Overleg in tweetallen
timer
4:00

Slide 18 - Slide

Meningen en argumenten
  • Wie geeft zijn mening? Is het een deskundige?

  •  Heeft de spreker belang bij wat hij vertelt? Misschien wordt er bewust informatie achtergelaten.

  • Is de inhoud logisch? Zijn de argumenten sterk?

Slide 19 - Slide

Jouw mening?
1. Kunst is voor de rijken. 

2. Als iets in een museum hangt, is het kunst.

3. Kunst geeft zin aan het leven

Slide 20 - Slide

We bekijken een filmpje
Lees de vragen bij opdracht 1 (blz. 160)

We bekijken het filmpje en bespreken daarna de antwoorden.

Slide 21 - Slide

Is het kunst?
Wat vind jij?

Slide 22 - Slide

Is het kunst?

Slide 23 - Slide

Is het kunst?

Slide 24 - Slide

Is het kunst?

Slide 25 - Slide

Is het kunst?

Slide 26 - Slide

Volgende les
Volgende les:
  • Schrijversbezoek voorbereiden



Slide 27 - Slide