Maandag 17 juni

Maandag 17 juni
Welkom allemaal 
Pak vast je werkboek en schrift
Nakijken P5 opdr 6 vraag 1 t/m 6 + werkblad
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 17 juni
Welkom allemaal 
Pak vast je werkboek en schrift
Nakijken P5 opdr 6 vraag 1 t/m 6 + werkblad

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leert feiten, meningen, standpunten en argumenten onderscheiden in de tekst.

Slide 2 - Slide

Feit
Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kunt een feit controleren.
Bijvoorbeeld: Uit onderzoek blijkt dat veel mensen graag verre reizen willen maken.
Je kunt de waarheid van deze uitspraak controleren.

Slide 3 - Slide

Mening/standpunt
Is een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. 
Je bent het eens of oneens
Je kunt een mening vaak herkennen aan woorden als ik vind en volgens mij.
Bijvoorbeeld: Ik vind duurzaam reizen erg belangrijk.

Slide 4 - Slide

Argument
Uitleggen waarom je een bepaalde mening hebt of als je een mening wilt verdedigen
Een argument herken je aan signaalwoorden als:
want, omdat, namelijk en immers.
Bijvoorbeeld: Ik vind duurzaam reizen erg belangrijk (mening), want op die manier help je mee aan het verbeteren van het klimaat en bescherm je het leven op aarde (argument).

Slide 5 - Slide

Samenvatten
Wat is een feit, mening en argument?

Slide 6 - Slide

Feit of mening?
In de 20e eeuw is toerisme uitgegroeid tot een van de grootste en belangrijkste industrieën ter wereld.

Slide 7 - Slide

Feit of mening?
Ik vind het een goed idee dat scholieren net als volwassen werknemers vakantiegeld van hun ouders krijgen.

Slide 8 - Slide

Feit of mening?
Massatoerisme ontstond in de jaren zestig van de 20e eeuw toen steeds meer mensen over geld en vrije tijd gingen beschikken.

Slide 9 - Slide

Feit of mening?
Vakantiespreiding helpt volgens mij om te voorkomen dat te veel mensen tegelijkertijd een attractie of een stad bezoeken.

Slide 10 - Slide

Feit of mening?
De meeste Nederlanders gedragen zich wel als gast in het buitenland.

Slide 11 - Slide

Omdat, immers en want
a Groente en fruit zijn goed voor je, ...... ze veel vitaminen en vezels bevatten.
b Samen op vakantie gaan is leuk, ....... het is fijn om belevenissen te delen.
c Altijd naar het buitenland op vakantie hoeft niet. In eigen land is ...... veel te zien.



Slide 12 - Slide

Betekenis
Immers = namelijk
Omdat = met als reden dat
Want = reden of oorzaak

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 2 + 3 van paragraaf 6 blz 38 + 39

Slide 14 - Slide