Bijwoord en voorzetsel

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom klas 2 havo

Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe je telefoon in de tas.

Stap 2: Pak je Chromebook, je schrift en je boek Nederlands erbij.

Stap 3: Vul het juiste woord in op de stippellijn: Ik ben jaloers .... mijn vriendin die een nieuwe Iphone heeft.

Leerdoelen

Je kunt de voorzetsels benoemen in een zin.

Je kunt de bijwoorden benoemen in een zin.

Wat gaan we doen?

Lezen/Pitch

Oefenen voorzetsel: wat weet je al?

Uitleg bijwoord

Oefenen bijwoord

Huiswerk volgende les: Maken oefening in Google Classroom

Lezen/Pitch

Wie zijn er aan de beurt met de pitch?

Of

Lezen in Koning van Katoren

Noteer een voorbeeld van een voorzetsel.

Benoem de voorzetsel

Benoem het voorzetsel/voorzetsels: Het jaarfeest van de sportclub is afgelast door de zomerstorm.

Het bijwoord

Bijwoord: Een bijwoordelijke bepaling (redekundig ontleden) die bestaat uit 1 woord.

Het bijwoord kan de volgende dingen aangeven:

Plaats: er, daar, hier, nergens, overal

Tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig

Zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, echt

Ontkenning: niet, nooit, enigszins

Het bijwoord 

Ook vraagwoorden die een plaats, tijd of manier waarop aangeven, zijn bijwoorden: Wanneer, hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom.

Een bijwoord kan ook iets zeggen over:

Een werkwoord: Elske fietst snel.

Een bijvoeglijk naamwoord: De winkel verkoopt heel gezonde mueslirepen.

Een ander bijwoord: Geert liep bijzonder hard tijdens de wedstrijd.

Let op: Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord, een bijwoord niet.

Wat is het bijwoord / wat zijn de bijwoorden in deze zin:
Dat is een heel erg mooie stad.

Benoem het bijwoord

Benoem het bijwoord

Aan de slag

Maken: Oefening in Google Classroom. Opdracht 1 t/m 4.

Je werkt fluisterend aan de opdrachten.