Grammatica - woordsoorten - voornaamwoorden (aanwijzend en aanvullend)

Planning voor komende tijd
Week 6: Proefwerk schrijfvaardigheid
schrijfopdracht over je boek

Week 7: proefwerk grammatica - woordsoorten 
Alle hoofdstukken van woordsoorten

Week 11: Proefwerk week

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning voor komende tijd
Week 6: Proefwerk schrijfvaardigheid
schrijfopdracht over je boek

Week 7: proefwerk grammatica - woordsoorten 
Alle hoofdstukken van woordsoorten

Week 11: Proefwerk week

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

We gaan verder met grammatica - woordsoorten.
  • zelfstandige naamwoorden
  • lidwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • zelfstandig werkwoord
  • hulp werkwoord
  • aanwijzende en vragende voornaamwoorden
 

Slide 2 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw)
Zoals het woord al zegt, wijst het aanwijzend voornaamwoord iets of iemand aan dat al eerder in de zin is benoemd. De meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden zijn: 
deze, die, dit en dat





Slide 3 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) wijzen iets of iemand aan.
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan maar ook alleen.

  • Dat schrift, die pen en dit potlood heb ik in deze winkel gekocht.
  • Deze rode fiets vind ik mooier dan die zwarte. Vind jij dat ook?

Slide 4 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden wijzen iets of iemand aan.
Voorbeeld:


'dat' en 'die'  behoren tot meerdere woordsoorten
Als je 'dat' en 'die'  kunt vervangen door 'dit' en 'deze' dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 5 - Slide

Het vragend voornaamwoord
We kennen vier vragende voornaamwoorden: 
Wie, wat, welke, wat voor (een) 
Andere vraagwoorden die niet naar personen of dingen vragen zijn geen vragende voornaamwoorden, maar bijwoorden. 

Tekst

Slide 6 - Slide

Vragend voornaamwoord (vr. vnw)







Vragend voornaamwoord (vr. vnw) De vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welke, wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin: 

  • Wie heeft hier zitten roken? -> Wie: Vraagt naar een personen
  • Wat ligt daar op de grond? -> Wat: vraagt naar een ding
  • Welk boek was dat? -> Welk: vraagt naar een ding

Slide 7 - Slide

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!

Slide 8 - Slide

LET OP!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.


Als 'wie' en 'wat' terugverwijzen naar een 
eerder genoemd woord, dan zijn het GEEN vragend voornaamwoorden.

vb. Die leuke jongen over wie je me zojuist vertelde, loopt daarginds.



Slide 9 - Slide

Aan de slag...
Maak nu opdracht 1 en 4 (blz. 120, 121)
Over 8 min. gaan we de opgaven klassikaal bespreken. 
timer
8:00

Slide 10 - Slide

Uitwerking opgave 1 blz. 120

Slide 11 - Slide

Uitwerking opgave 4 blz. 121

Slide 12 - Slide

Je weet nu...

Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) is en wat een vragend voornaamwoord (vr. vnw) is en je kunt ze herkennen. 

Slide 13 - Slide