What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.1: Zou je me misschien even kunnen helpen?
1.1: Zou je me misschien even kunnen helpen?
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
NT2
WO
Studiejaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
1.1: Zou je me misschien even kunnen helpen?
Slide 1 - Slide
afkappen
Iemand laten stoppen met praten
Zin: hij probeert het gesprek af te kappen.
Slide 2 - Slide
alledaags
alledaagse dingen zijn niet bijzonder, maar heel gewoon
Zin: koffie drinken is een alledaagse gewoonte.
Slide 3 - Slide
bedanken
Beleefd zeggen dat je iets niet wilt
Zin: ze bedankt voor het aanbod om mee te gaan.
Slide 4 - Slide
de caissière
Een vrouw in de supermarkt bij wie je moet
Zin: de caissière vraagt of ik met pin wil betalen.
Slide 5 - Slide
de daad
Iets wat je doet.
Zin: Het was een moedige daad om te helpen.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
De verbazing
Het feit dat je verbaasd bent over iets; de verwondering.
Zin: Zijn verbazing was duidelijk te zien toen hij het nieuws hoorde.
Slide 12 - Slide
De voorbijganger
Iemand die ergens voorbijgaat; de passant.
Zin: De voorbijganger stopte even om de situatie te bekijken.
Slide 13 - Slide
de vreemde
Iemand die je niet kent; de onbekende.
Zin: Ze sprak met een vreemde op het terras.
Slide 14 - Slide
de wilskracht
De kracht om iets te willen en te proberen dat te bereiken; het doorzettingsvermogen.
Zin: Met veel wilskracht voltooide hij de marathon.
Slide 15 - Slide
de woordenwisseling
Een vervelend gesprek als je ruzie hebt.
Zin: Na een woordenwisseling was de sfeer tussen hen erg gespannen.
Slide 16 - Slide
Dergelijke
Zulk; zo'n.
Voorbeeldzin: Ik heb dergelijk(e) boeken nog nooit eerder gelezen.
Slide 17 - Slide
fatsoenlijk
Iets wat fatsoenlijk is, is netjes of zoals het hoort.
Zin: Hij kleedde zich fatsoenlijk voor het formele evenement.
Slide 18 - Slide
gehaast
Definitie: Iets snel doen omdat je weinig tijd hebt.
Voorbeeldzin: Ze liep gehaast naar de bus.
Slide 19 - Slide
glimlachen
Definitie: Vriendelijk lachen zonder geluid.
Voorbeeldzin: Ze glimlachte naar de kinderen die speelden.
Slide 20 - Slide
het fatsoen
Definitie: Goed gedrag.
Voorbeeldzin: Het is belangrijk om fatsoen te tonen in het openbaar.
Slide 21 - Slide
het gebaar
Definitie: Een teken dat je het goede wilt.
Voorbeeldzin: Het gebaar van de hand hielp de sfeer te verbeteren.
Slide 22 - Slide
het schouderklopje
Definitie: Een opmerking of gebaar waarmee je laat weten dat iemand iets goed heeft gedaan; het compliment.
Voorbeeldzin: Na de presentatie kreeg ze een schouderklopje van haar baas.
Slide 23 - Slide
knikken
Definitie: Een beweging van je hoofd om te laten weten dat je iets goedvindt.
Voorbeeldzin: Hij knikte instemmend op haar voorstel.
Slide 24 - Slide
luchtig
Definitie: Luchtige opmerkingen zijn niet ernstig of zwaar bedoeld.
Voorbeeldzin: Hun gesprek was luchtig en vol humor.
Slide 25 - Slide
omvallen
Door vallen in een liggende positie komen.
Voorbeeldzin: Hij valt om van het lachen.
Slide 26 - Slide
oppervlakkig
Oppervlakkige mensen praten alleen over onbelangrijke zaken.
Voorbeeldzin: Hun gesprek was oppervlakkig en ging nergens over.
Slide 27 - Slide
oprapen
Definitie: Iets kleins van de grond pakken.
Voorbeeldzin: Ze raapte de munten van de grond op.
Slide 28 - Slide
opwekken
Definitie: Veroorzaken, zorgen voor een bepaald gevoel.
Voorbeeldzin: De muziek wekte herinneringen aan vroeger op.
Slide 29 - Slide
roepen
Definitie: Met een luide stem zeggen.
Voorbeeldzin: Hij roept haar naam over de drukke straat.
Slide 30 - Slide
rot
Definitie: Rotte dingen zijn vervelend; je slecht voelen.
Voorbeeldzin: Ze voelde zich rot na de ruzie.
Slide 31 - Slide
schelden
Definitie: Nare, lelijke woorden roepen.
Voorbeeldzin: Tijdens de discussie begonnen ze te schelden.
Slide 32 - Slide
schudden
Definitie: Nee zeggen door je hoofd heen en weer te bewegen.
Voorbeeldzin: Hij schudde zijn hoofd als teken van afkeuring.
Slide 33 - Slide
traag
Definitie: Iets wat traag gaat, gaat langzaam.
Voorbeeldzin: De traag bewegende trein zorgde voor vertraging.
Slide 34 - Slide
uitproberen
Definitie: Onderzoeken door te proberen; testen.
Voorbeeldzin: Ze wil de nieuwe recepten uitproberen.
Slide 35 - Slide
verrichten
Definitie: Doen.
Voorbeeldzin: Hij verricht zijn taken met veel zorg.
Slide 36 - Slide
voordringen
Definitie: Voor je beurt gaan.
Voorbeeldzin: Het is onbeleefd om te voordringen in de rij.
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
tekst
Slide 39 - Mind map
Huiswerk zin 1
Slide 40 - Open question
Huiswerk zin 2
Slide 41 - Open question
Huiswerk zin 3
Slide 42 - Open question
beleefd
Slide 43 - Mind map
onbeleefd
Slide 44 - Mind map
More lessons like this
Hoofdstuk 4 kijken/luisteren
October 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
Spoken Word
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kijkstrategie
June 2024
- Lesson with
36 slides
Kunst Algemeen
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
3 VWO bijzinnen benoemen (onderwerpzin etc.
December 2021
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education
les 3 met communicatieve vaardigheden
March 2024
- Lesson with
23 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 3
Gesprekjes 1
April 2022
- Lesson with
23 slides
English
Primary Education
Age 12
4BEDOR John en Jane - voorbereiding toneel
February 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Samengestelde en enkelvoudige zinnen
April 2023
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Secundair onderwijs