Werkwoordspelling H1 t/m H6

Werkwoordspelling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Welke werkwoordsvorm zoek je als eerst als je een werkwoord goed op wilt schrijven?

Slide 2 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

hulpmiddel: lopen 
 
ik-vorm 
ik-vorm + t 
hele werkwoord

Slide 3 - Slide

(geloven) ... jouw zusje nog in sinterklaas?
A
geloof
B
geloofd
C
gelooft
D
geloofdt

Slide 4 - Quiz

Weet jij ,wat ik lekker (vinden) ...
A
vindt
B
vind
C
vint

Slide 5 - Quiz

Mijn vader (bestellen)...een nieuwe auto.
A
bestelt
B
besteld
C
besteldt

Slide 6 - Quiz

Het (worden)..tijd, dat je je fiets (repareren)...
A
word + repareert
B
wordt + repareerd
C
wordt + repareert
D
word + repareert

Slide 7 - Quiz

persoonsvorm  - verleden tijd
sterke werkwoorden ->  veranderen van vorm
  • loop - liep
  • gaan - gingen
  • sta - stond
  • wordt - werd 


  

Slide 8 - Slide

persoonsvorm  - verleden tijd
zwakke werkwoorden ->  ik-vorm + te (n) of  ik vorm + de (n)
't exkofschip -> hoe werkt het
  • hele ww zonder EN
  • bekijk de laatste letter - zit deze letter in het woord dan komt er TE(N) achter de ik-vorm
  • juichen -> juich -> de spelers juich+ten
  • verbazen -> verbaz -> ik verbaas+de

Slide 9 - Slide

Wij (gebruiken)...gisteren onze laptop.
A
gebruikte
B
gebruikten
C
gebruikde
D
gebruiken

Slide 10 - Quiz

Danny (glimlachen)...toen hij zijn nieuwe telefoon kreeg.
A
glimlachte
B
glimlachten
C
glimlachtte

Slide 11 - Quiz

Er (breken) ... afgelopen weekend relletjes uit in Rotterdam.
A
breekden
B
breekten
C
breekte
D
braken

Slide 12 - Quiz

Max en Tim (geloven)... dat verhaal niet.
A
geloofte
B
gelooften
C
geloofde
D
geloofden

Slide 13 - Quiz

De docent (verloten)... onder de deelnemers een blik met autodropjes.
A
verlote
B
verlootte
C
verloote
D
verlotte

Slide 14 - Quiz

Het voltooid deelwoord
Langer maken
Ik heb gewandeld(e)
May heeft op de deur gebonsd(e)
De vis heeft nog lang geleefd(e)
Bob heeft de hele avond gedanst(e)


Slide 15 - Slide

Urenlang hebben de ministers (vergaderen)...
A
vergadert
B
vergaderd
C
vergaderdt

Slide 16 - Quiz

De schade (worden)... binnenkort (vergoeden)...
A
wordt + vergoedt
B
word + vergoed
C
wordt + vergoed
D
word + vergoedt

Slide 17 - Quiz

Het publiek had enorm (juichen)...
A
gejuicht
B
gejuichd
C
gejuichdt

Slide 18 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord van een ww
-> Zo kort mogelijk

de geeuwende leerling
de verrotte appel
de verbrande taart

Slide 19 - Slide

De (verwoesten)..gebouwen
A
verwoeste
B
verwoestte
C
verwoesten
D
verwoestten

Slide 20 - Quiz

De (vergoeden)..schade
A
vergoede
B
vergoedde
C
vergoedden
D
vergoeden

Slide 21 - Quiz

De (bekladden)..muren
A
beklade
B
bekladde
C
bekladen
D
bekladden

Slide 22 - Quiz

Gisteren is er een ongeluk (gebeuren)

Slide 23 - Open question

De leerling (verwachten-vt) een mooi cadeau als beloning voor de tien

Slide 24 - Open question

Waarom (worden) jij eigenlijk nooit boos?

Slide 25 - Open question

Mirjam (hebben) (leren) hoe ze koeien moet melken.

Slide 26 - Open question