What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden vertellen iets over het zelfstandig naamwoord.
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden vertellen iets over het zelfstandig naamwoord.
Slide 1 - Slide
Een blauwe auto.
Door welk woord kun je 'blauwe' vervangen?
Slide 2 - Open question
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Ik ben gek op zoute drop.'
A
gek
B
drop
C
ik
D
zoute
Slide 3 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De oude vrouw is een heks.'
A
oude
B
vrouw
C
een
D
heks
Slide 4 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Wat was dat een spannende wedstrijd!'
A
wat
B
was
C
spannende
D
wedstrijd
Slide 5 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Hij schreef een keurige mail.'
A
Hij
B
schreef
C
keurige
D
mail
Slide 6 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De onduidelijke zin zorgde voor veel verwarring.'
A
verwarring
B
zin
C
onduidelijke
D
veel
Slide 7 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Ze maakte gisteren een vervelende opmerking.'
A
ze
B
vervelende
C
gisteren
D
opmerking
Slide 8 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De haastige automobilisten staan daar vaak in de file.'
A
haastige
B
automobilisten
C
vaak
D
daar
Slide 9 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Haastige spoed is zelden goed.'
A
spoed
B
goed
C
zelden
D
haastige
Slide 10 - Quiz
Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De mooie auto was op een zonnige dag gestolen.'
A
mooie + auto
B
zonnige + gestolen
C
auto + dag
D
Mooie + zonnige
Slide 11 - Quiz
Verzin zelf een bijvoeglijk nmw inde zin:
'Wat een .......... ongeluk is dat!'
Slide 12 - Open question
Verzin zelf een bijvoeglijk nmw inde zin:
'De ......... meisjes gingen kamperen'
Slide 13 - Open question
Met een bijvoeglijk naamwoord kun je een tegenstelling benoemen.
Bijvoorbeeld:
- Een KLEINE fout / Een GROTE fout.
- Een SMALLE weg / Een BREDE weg.
Slide 14 - Slide
Klik de tegenstelling van het Bijv.nmw. aan:
'Een zware vracht'
A
ligte
B
lichte
C
loodzware
D
gewicht
Slide 15 - Quiz
Klik de tegenstelling van het Bijv.nmw. aan:
'Een lichte kleur'
A
donkere
B
lichte
C
donkerder
D
deur
Slide 16 - Quiz
Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een dure jas'
Slide 17 - Open question
Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een schone kamer.'
Slide 18 - Open question
Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een brave hond.'
Slide 19 - Open question
Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een saaie film.'
Slide 20 - Open question
Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een lange autorit.'
Slide 21 - Open question
Vóór het zelfstandig naamwoord:
De
rode
auto.
De
gouden
medaille.
Eindigt op een 'stomme -e' of 'stomme -en'
Slide 22 - Slide
Ná het zelfstandig naamwoord:
De auto is
rood
.
De
vrouwen zijn
oud
.
Tussen het
Zelfstandig naamwoord
en het
Bijvoeglijk naamwoord
staat een
werkwoord
(zijn/ is / heeft. hebben)
.
Slide 23 - Slide
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De snelle atleet.'
Slide 24 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De kromme hoepel.'
Slide 25 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De spannende film.'
Slide 26 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De grappige jongen.'
Slide 27 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De boze leraar.'
Slide 28 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:
'De gouden ring.'
Slide 29 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:
'De maaltijd is smakelijk.'
Slide 30 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:
'Het antwoord is snel.'
Slide 31 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:
'De schoenen zijn waardeloos.'
Slide 32 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:
'De opdracht is ingewikkeld.'
Slide 33 - Open question
Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:
'Het vlees is mals.'
Slide 34 - Open question
Heb je voldoende begrepen wat een Bijvoeglijk naamwoord is?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 35 - Poll
More lessons like this
Woord & zin H4
March 2021
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Het bijvoeglijke naamwoord
May 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Bijvoeglijk naamwoord
April 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Grammatica - blok 3 - les 3.5
February 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Grammatica - herhalen ww lw znw bnw vz
February 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Grammar Adjectives vs Adverbs
October 2018
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Grammar Adjectives vs Adverbs
March 2023
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
VWO1 h.4 taalverzorging spelling bijvoeglijk naamwoorden
December 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1