This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Adverbe/Bijwoord
Slide 2 - Mind map
L'adverbe/Bijwoord
L'adverbe zegt iets over:
Een werkwoord:Il crie fort.
Een bijvoeglijk naamwoord: Ma tante est très gentille.
Een ander bijwoord: Nous marchonstrès lentement.
Een hele zin:Heureusement, j'ai passé l'examen.
Slide 3 - Slide
Onveranderlijk !
Het bijwoord verandert niet!
Exemples:
Elle répond poliment aux questions du professeur.
Il répond poliment aux questions du professeur.
Ils répondent poliment aux questions du professeur.
Elles répondent poliment aux questions du professeur.
Slide 4 - Slide
Het bijwoord geeft info over ...
Slide 5 - Slide
Algemene regel: -MENT
Het bijwoord maak je meestal door -MENT achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten.
Eindigt de mannelijke vorm op een klinker dan zet je er direct -MENT achter. Eindigt de mannelijke vorm op een medeklinker dan gebruik je de vrouwelijke vorm.