H3 NK PTO2 Wiederholung

Willkommen Havo 3
Woche 11 - Stunde 2
Grammatik Wiederholung
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Willkommen Havo 3
Woche 11 - Stunde 2
Grammatik Wiederholung

Slide 1 - Slide

Heute
Am Ende dieser Stunde ...
  • ... kan ik de 1e en 4e naamval gebruiken.
  • ... kan ik de meesten woorden van hoofdstuk 2 correct gebruiken.

Slide 2 - Slide

Eine Übersicht
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie/Sie
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie/Sie

Slide 3 - Slide

De 1e naamval of Nominativ gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp in de zin is.
De 1e naamval (= Nominativ) gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp in de zin is.

Ik ga naar de dokter. 

Ich gehe zum Arzt. 
Ik is het onderwerp in de zin. 
Het onderwerp vindt je door de vraag te stellen: wie/wat+gezegde?

Wie gaat? = ik = ich

Slide 4 - Slide

De 4e naamval (= Akkusativ) gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het lijdend voorwerp in de zin is.

De dokter opereert mij.  

Der Arzt operiert mich
mij is het lijdend voorwerp in de zin. 
Het lijdend voorwerp vindt je door de vraag te stellen: wie/wat+gezegde+onderwerp?

Wie opereert de dokter? = mij = mich

Slide 5 - Slide

Voorzetsels met de 4e naamval
  • durch - door
  • für - voor
  • gegen - tegen
  • ohne - zonder
  • um - om
  • bis - tot
  • entlang - langs
uitleg

Slide 6 - Slide

Stappenplan persoonlijk voornaamwoord
Stap 1: VOORZETSEL - Staat er een voorzetsel in de zin? Dan volg je die op. Een voorzetsel is dominant. 

Stap 2: ONTLEDEN - als er geen voorzetsels staat in de zin, moet je gaan ontleden. 
1. Wie of wat + gezegde? = onderwerp
2. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihn
C
ihm

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk vnw:

Warum hat ___ mich nicht eingeladen.
A
er
B
ihn

Slide 9 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
ohne du
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn

Slide 10 - Quiz

(hij/hem)
Mario kommt. Patrick spielt heute Tennis gegen .......

Slide 11 - Open question

(u)
Das Sportprogrammheft ist für .......

Slide 12 - Open question

(jij/jou)
Hast ...... was gegen mich?

Slide 13 - Open question

(zij/haar)
Ich habe ....... leider nicht gesehen.

Slide 14 - Open question

(jullie)
Wann holt der Trainer ..... ab

Slide 15 - Open question

(jij/jou)
Ich bitte ......., komm morgen!

Slide 16 - Open question

(zij/haar)
Nur durch ...... haben wir verloren.

Slide 17 - Open question

(hij/hem)
Der Lehrer fragt ..... um die Antwort.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Link

Hausaufgaben
Voor de PTO2 leren!
  • Kapitel 2 (Sprachmittel, woorden, grammatica)
  • Kapitel 3 (Sprachmittel, woorden, grammatica)

Slide 20 - Slide