1.4 Organellen

1.4 Organellen
  • Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid.
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.
  • Je kunt de bouw en functie van het cytoskelet en het celmembraan beschrijven.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.4 Organellen
  • Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid.
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.
  • Je kunt de bouw en functie van het cytoskelet en het celmembraan beschrijven.

Slide 1 - Slide

welke 3 organellen heeft een plantaardige cel wel en een dierlijke cel niet?

Slide 2 - Open question

Welk organel hebben eukaryoten wel maar bacterien niet?

Slide 3 - Open question

Welke organellen komen voor bij een dierlijke cel?
A
Celwand, celkern en celmembraan
B
Celmembraan, celkern en cytoplasma
C
Chloroplast, celwand en celmembraan
D
Vacuole, chloroplast en celmembraan

Slide 4 - Quiz

Wat hoort bij welke functie? 
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Levert energie
Bevat de erfelijke informatie
Maakt eiwitten
vertering binnen de cel
Celkern
Ribosomen
Mitochondriën
Lysosoom

Slide 5 - Drag question

Hoe heten deze kleine organellen?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
DNA

Slide 6 - Quiz

Welk organellen zijn nodig om de verbranding van de spiercel uit te voeren?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

In het speeksel van de mens komt onder andere amylase voor. Het is een eiwit dat door de speekselkliercellen wordt gevormd. In die cellen wordt het opgebouwd, binnen de cel getransporteerd en dan aan de mondholte afgegeven. Dit kost natuurlijk allemaal energie.

Schrijf achtereenvolgens de namen op van de organellen die bij de processen een rol spelen. Zet erbij wat die organellen in deze cel doen.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Begrippen uit deze les
  • Chromosomen: Lange moleculen DNA
  • Erfelijke eigenschappen: Informatie die de bouw en functie van een cel bepaalt
  • Endoplasmatisch reticulum: Een uitgebreid netwerk van membranen die holten en kanaaltjes vormen dat zich in het cytoplasma bevindt
  • Ruw endoplasmatisch reticulum: Endoplasmatisch reticulum waarbij zich ribosomen op de membranen bevinden  in de cel op te nemen
  • Ribosomen: Kleine bolvormige organellen die eiwitten produceren met behulp van de informatie die is vastgelegd in het DNA

Slide 11 - Slide

Begrippen uit deze les
  • Golgisysteem: Opeengestapelde platte membranen in het cytoplasma waarin eiwitten worden bewerkt totdat ze hun definitieve vorm hebben
  • Exocytose: Afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te transporteren
  • Lysosomen: Afgesnoerde blaasjes van het golgisysteem met eiwitten (enzymen) die in de cel blijven; na versmelting met een ander blaasje kunnen de enzymen de eiwitten in dit blaasje verteren
  • Enzymen: Eiwitten die stoffen kunnen afbreken

Slide 12 - Slide

Begrippen uit deze les
  • Mitochondriën: Bolvormige organellen met dubbele membranen waarin met behulp van zuurstof energie wordt vrijgemaakt die tijdelijk is opgeslagen in ATP
  • ATP: Moleculen die worden gemaakt in de mitochondriën en de belangrijkste energieleverancier zijn voor processen in de cel
  • Glucose: Een vorm van suiker
  • Fosfolipiden: Een fosfolipidemolecuul is een vetachtige stof
  • Membraaneiwitten: Eiwitten in het celmembraan; spelen vaak een rol bij het transporteren van stoffen in en uit de cel
  • Trilhaar: Een lange zweephaar die een functie kan hebben bij de voortbeweging van een cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel
  • Endocytose: Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen
  • Endosoom: Blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan

Slide 13 - Slide

Begrippen uit deze les
  • Trilhaar: Een lange zweephaar die een functie kan hebben bij de voortbeweging van een cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel
  • Endocytose: Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen
  • Endosoom: Blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Leren 1.4
Maken t/m opdracht 76

Slide 15 - Slide