4.7 Grammatica

Lezen!
Pak je leesboek en ga lezen.


Heb je vandaag je spreekbeurt? Dan mag je nog even voorbereiden.
- Cas en Brent
- Sil en Rico
- Iluh en Sarah
Volgorde wordt nog bepaald. Mail je presentatie naar mij!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lezen!
Pak je leesboek en ga lezen.


Heb je vandaag je spreekbeurt? Dan mag je nog even voorbereiden.
- Cas en Brent
- Sil en Rico
- Iluh en Sarah
Volgorde wordt nog bepaald. Mail je presentatie naar mij!

Slide 1 - Slide

Lezen!
Pak je leesboek en ga lezen.


Heb je vandaag je spreekbeurt? Dan mag je nog even voorbereiden.
- Maruthai
- Ugur
- Joey
- Chris
Volgorde wordt nog bepaald.

Slide 2 - Slide

Deze week:
- Wat hebben we afgelopen week gedaan?
- Grammatica 4.7 - wat weet je al?
- Uitleg 4.7
- Weektaak 

Slide 3 - Slide

Wat hebben we afgelopen week gedaan?
4.5 Woorden - quiz met het woordenboek

4.6 Spreken, kijken en luisteren - aantekeningen maken
Niet als weektaak gehad? Maak het dan als je klaar bent met de weektaak van deze week.

Slide 4 - Slide

4.7 Grammatica
Pak je werkboek en maak opdracht 1. Heb je geen werkboek mee? Ik heb een kopie van opdracht 1 gemaakt. Klaar? Werk alvast verder. 

Deze opdracht maak je niet op je laptop.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Uitleg nodig?
Bedenk voor jezelf of je uitleg nodig hebt over 4.7 grammatica. Deze paragraaf gaat over:
- bijvoeglijke naamwoorden
- voorzetsels
en herhaalt:
- zelfstandige naamwoorden
- lidwoorden
- werkwoorden

Slide 7 - Slide

Weektaak
Schrijf op in je agenda voor op woensdag 10 april.

grammatica 4.7 opdracht 3 t/m 18 (13 overslaan)


Geen uitleg nodig? Dan mag je beginnen aan de weektaak. 

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een woord voor mensen, dieren, planten, dingen, namen of begrippen.




Je kunt vaak voor een zelfstandig naamwoord de, het of een zetten.

Voorbeelden:
boom, huis, kat, kratje, Liesje, Amsterdam, Volkskrant, middeleeuwen

Slide 9 - Slide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de – het – een.

Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord (de kat, het meisje)

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.

Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.


Slide 10 - Slide

Werkwoorden
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 

Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.

In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen




Slide 11 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar het kan er ook achter staan:
snel - zijn snelle auto - zijn auto is snel
groen - het groene glas - het glas is groen

Slide 12 - Slide

Voorzetsels
Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen: het hoort bij één of meer andere woorden:

Voor het vinden van een voorzetsel kun je het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Een voorzetsel kun je altijd vóór deze woorden zetten:

op de kast, achter de kast, naast de kast;
in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie.

Slide 13 - Slide

Aan de slag!

Slide 14 - Slide