Jeugdjournaal: quiz 27-30 januari 2023 BIW

Jeugdjournaal: quiz
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeugdjournaal: quiz

Slide 1 - Slide

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Open question

Programma
1)    De foto bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   twee of meer woorden typen/noemen.
B)   of één of meer zinnen typen/noemen.
C)   of een samenvatting van drie zinnen typen/geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Slide

Programma
1)    Video bekijken. Tekst meelezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen/noemen.
B)   Of één of meer zinnen typen/noemen
C)   Of een samenvatting van drie zinnen typen/geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Slide

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen/noemen, die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen/noemen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen
     typen/geven.

Slide 5 - Slide

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 6 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 7 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 9 - Slide

Doel: je kunt vragen stellen over de woorden tot je ze begrijpt.
protesteren: laten zien en horen dat je iets niet goed vindt.
demonstreren: een groep mensen die laat zien en horen dat ze iets niet goed vinden.
de regering: de president en de ministers die de baas zijn van een land. verboden: het mag niet.
arresteren: als de politie iemand meeneemt naar het politiebureau.



Slide 10 - Slide

Doel: je kunt vragen stellen over de woorden tot je ze begrijpt.
het klimaat: het weer over een lange tijd (30 jaar).
het milieu: de grond, het water en de lucht samen.
het bedrijf: een plaats waar mensen iets maken of doen om geld te verdienen, bijvoorbeeld Apple of Samsung.




Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
De 1) p__ arresteert 200 mensen in Den Haag. De mensen 2) p__. Ze demonstreren tegen de verandering van het 3) k__. Ze vinden dat de 4) r__ niet genoeg doet tegen klimaatverandering. De mensen hebben een 5) s__ geblokkeerd. Auto's kunnen daar niet meer rijden.

Slide 14 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
De 1) politie arresteert 200 mensen in Den Haag. De mensen 2) protesteren. Ze demonstreren tegen de verandering van het 3) klimaat. Ze vinden dat de 4) regering niet genoeg doet tegen klimaatverandering. De mensen hebben een 5) straat geblokkeerd. Auto's kunnen daar niet meer rijden.

Slide 15 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Het is 1) verboden om tijdens een protest de straat te blokkeren. Daarom 2) arresteert de politie de demonstranten, die niet weggaan. De demonstranten vinden dat Nederland moet stoppen met het gebruiken van olie, kolen en 3) gas. Die brandstoffen zijn namelijk slecht voor het 4) milieu. Sommige grote Nederlandse 5) bedrijven gebruiken heel veel van deze brandstoffen.


Slide 16 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Het is 1) v__ om tijdens een protest de straat te blokkeren. Daarom 2) a__ de politie de demonstranten, die niet weggaan. De demonstranten vinden dat Nederland moet stoppen met het gebruiken van olie, kolen en 3) g__. Die brandstoffen zijn namelijk slecht voor het 4) m__. Sommige grote Nederlandse 5) b__ gebruiken heel veel van deze brandstoffen.


Slide 17 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Slide

Opdracht
Kies één van de video's.
A)  Typ (of zeg) twee of meer woorden, die je niet eerder
      genoemd hebt.
B)  Of typ (of zeg) één of meer zinnen.
C)  Of typ (of geef) een samenvatting van maximaal drie
     zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 19 - Slide

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 20 - Open question

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen/noemen, die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen/noemen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen
     typen/geven.

Slide 21 - Slide

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord bedenken.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 23 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz