Jeugdjournaal: quiz 20-23 januari 2023 BIW

Jeugdjournaal: quiz
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeugdjournaal: quiz

Slide 1 - Slide

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Open question

Programma
1)    De foto bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   twee of meer woorden typen/noemen.
B)   of één of meer zinnen typen/noemen.
C)   of een samenvatting van drie zinnen typen/geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Slide

Programma
1)    Video bekijken. Tekst meelezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen/noemen.
B)   Of één of meer zinnen typen/noemen
C)   Of een samenvatting van drie zinnen typen/geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Slide

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen/noemen, die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen/noemen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen
     typen/geven.

Slide 5 - Slide

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 6 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 7 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In een natuurgebied in 1) L__ is een grote brand geweest. De 2) b__ was met 16 wagens aanwezig. Ze wilden de brand 3) b__. Ook werd er een blushelikopter ingezet. Het 4) g__ is zo groot als ongeveer 40 voetbalvelden. Het is niet  5) d__ hoe de brand is ontstaan (begonnen).

Slide 12 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In een natuurgebied in 1) Limburg is een grote brand geweest. De 2) brandweer was met 16 wagens aanwezig. Ze wilden de brand 3) blussen. Ook werd er een blushelikopter ingezet. Het 4) gebied is zo groot als ongeveer 40 voetbalvelden. Het is niet  5) duidelijk hoe de brand is ontstaan (begonnen).

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In de toekomst kunnen veel vaker natuurbranden voorkomen in Nederland. Dat komt door de verandering van het 1) k__. Hierdoor 2) w__ en droger. Daardoor kunnen planten en bomen makkelijker in brand vliegen. Dat is 3) g__, want veel mensen wonen dicht bij natuurgebieden. Als er dan een 4) b__ is, moeten zij misschien hun huis uit. Experts hebben  een 5) p__ gemaakt, om dit soort branden te voorkomen en mensen er beter tegen te beschermen.

Slide 16 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In de toekomst kunnen veel vaker natuurbranden voorkomen in 1) Nederland. Door klimaatverandering wordt het 2) warmer en droger. Daardoor kunnen planten en bomen makkelijker in brand vliegen. Dat is 3) gevaarlijk, want veel mensen wonen dicht bij natuurgebieden. Als er dan een 4) brand is, moeten zij misschien hun huis uit. Experts hebben  een 5) plan gemaakt, om dit soort branden te voorkomen en mensen er beter tegen te beschermen.

Slide 17 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Slide

Opdracht
Kies één van de video's.
A)  Typ (of zeg) twee of meer woorden, die je niet eerder
      genoemd hebt.
B)  Of typ (of zeg) één of meer zinnen.
C)  Of typ (of geef) een samenvatting van maximaal drie
     zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 19 - Slide

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 20 - Open question

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen/noemen, die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen/noemen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen
     typen/geven.

Slide 21 - Slide

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord bedenken.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 23 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz