Leesvaardigheid blok 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid blok 2

Opdracht 2 p. 88 - 89

1. Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?

2. Waarom is/zijn deze alinea('s) de inleiding?

3. Welke twee functiewoorden zijn van toepassing op alinea 1?

1. Aanleiding en stelling
2. Aanleiding en constatering
3. Stelling en constatering
4. Stelling en hypothese

4a. Noteer het signaalwoord en het verband tussen alinea 1 en 2.

4b. Noteer het signaalwoord en het verband in alinea 3.

4d. Noteer het signaalwoord en het verband tussen alinea 6 en 7.

5. Wat is de functie van alinea 3, in aansluiting op alinea 2?

1. beoordeling
2. bewijs
3. nuancering
4. toepassing

6. Citeer een aankondigende signaalzin uit alinea 3.

7. Op welke manier wordt alinea 6 verbonden met alinea 5?

1. Met herhaling
2. Met een signaalwoord
3. Een overgangszin met een verwijswoord
4. Met een signaalzin

8. Formuleer de hoofdgedachte in een zin van maximaal 25 woorden.

9. Welke tekststructuur herken je in tekst 1?

1. Vroeger-en-nu-structuur
2. Voor-en-nadelenstructuur
3. Verschijnsel-en-verklaringstructuur
4. Bewering-en-argumentstructuur

10. Leg uit waarom het een bewering-en-argumentstructuur is. Verwijs naar de inhoud van de tekst.

Opdr 4 p. 92 - 94

Functies van tekstgedeeltes (p.139-141)

Wat heeft de schrijver voor bedoeling met een bepaald tekstgedeelte?

De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft om de tekst te schrijven

1. Conclusie
2. Hypothese
3. Aanleiding
4. Oorzaak

Een voorlopige stelling die de schrijver in de rest van de tekst probeert te bewijzen.

1. Conclusie
2. Hypothese
3. Oorzaak
4. Vraagstelling

De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.

1. Constatering
2. Bewering
3. Verklaring
4. Toelichting

Hetgeen benoemen waardoor iets is ontstaan.

1. Oorzaak
2. Reden
3. Argument
4. Bewering

Lees de tekst op p. 92 -93

Let op welke verbanden je ziet.

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?

Welke twee manieren van belangstelling gebruikt de schrijver in de inleiding?

Wat is de functie van alinea 2?

1. Aanleiding
2. Oorzaak
3. Toelichting
4. Hypothese

Welk signaalwoord vind je tussen alinea 3 en 4?

Welk verband geeft 'maar' aan?

1. Tegenstellend
2. Opsommend
3. Concluderend
4. Vergelijkend

Welk signaalwoord vind je tussen alinea 4 en 5?

Welk verband geeft 'eenzelfde' aan?

1. Uitleggend
2. Voorwaardelijk
3. Concluderend
4. Vergelijkend

Welk signaalwoord vind je tussen alinea 6 en 7?

Welk verband geeft 'zo' aan?

1. Chronologisch
2. Toelichtend
3. Uitleggend
4. Opsommend

Welk signaalwoord vind je tussen alinea 7 en 8?

Welk verband geeft 'Hetzelfde' aan?

1. Opsommend
2. Vergelijkend
3. Toelichtend
4. Chronologisch

Welk signaalwoord vind je tussen alinea 9 en 10?

Welk verband geeft 'en' aan?

1. Opsommend
2. Doel-middel
3. Samenvattend
4. Chronologisch

Wat is de functie van alinea 5 in aansluiting op alinea 4?

1. Toelichting
2. Samenvatting
3. Gevolgen
4. Verklaring

Wat is de functie van alinea 6?

1. Verklaring
2. Toelichting
3. Oorzaak
4. Gevolg

Citeer een zin uit alinea 9 of 10 die de functie van toekomstverwachting.

Tot welke tekstsoort reken we deze tekst?

1. Een activerende tekst met betogende elementen
2. Een betogende tekst met beschouwende elementen
3. Een uiteenzettende tekst met betogende elementen
4. Een amuserende tekst met beschouwende elementen

Eindopdracht leesvaardigheid p. 100-102

Lees tekst 6 op p. 100 - 101

Ben je klaar, dan neem je de vragen alvast door.

Op welke manier wordt de eerste alinea van de tekst ingeleid?

1. Door het formuleren van een probleemstelling
2. Dor het geven van een verklaring voor de titel
3. Door het noemen van het belang voor de lezer van het onderwerp van de tekst
4. Door het vermelden van de aanleiding voor het schrijven van de tekst

'De publieke aandacht...volgende keer.' (regels 15-18). Welk(e) signaalwoord(en) geeft/geven in dit citaat een opsommend verband aan.

'Niet alle rampen hebben hetzelfde effect.' (regel 19) Welke twee factoren hebben volgens de tekst invloed op de hulp bij en aandacht voor een ramp?

Wat is de houding van de schrijver tegenover de conclusie dat er een ramp dreigt van het rapport 'The Environmental Outlook 2050'?

1. Instemmend
2. Kritisch
3. Pessimistisch
4. Zorgeloos

Met welk begrip kan de functie van alinea 4 ten opzichte van alinea 5 het best benoemd worden?

1. Gevolg
2. Tegenstelling
3. Verklaring
4. Voorwaarde

Welk verband bestaat er tussen alinea 5 en 6?

1. Opsommend
2. Toelichtend
3. Voorwaardelijk
4. Tegenstellend

'De Aarde is geen zinkend schip en nieuwe reddingsboten zijn in de maak.' (regel 57-58) Wat voor kijk op de toekomst van mens en aarde blijkt uit deze uitspraak?

Hoe kan de tekstsoort van deze tekst als best getypeerd worden?

1. een beschouwende tekst met activerende elementen
2. een beschouwende tekst met betogende elementen
3. een betogende tekst met activerende elementen
4. een betogende tekst met beschouwende elementen

Onderbouw waarom dit een beschouwende tekst met betogende elementen is.

Welk van onderstaande beweringen hoort niet in een samenvatting van de tekst thuis?

1. De publieke aandacht voor een gezamenlijke beleving van een ramp heeft een functie
2. Het schip de Balmoral MS reist de route van de Titanic na
3. In tegenstelling tot een echt gebeurde ramp houden rampscenario's iets vrijblijvends
4. Niet alle rampen hebben hetzelfde effect.

Welke twee begrippen kan de functie van alinea 7 ten opzichte van de rest van de tekst het best benoemd worden? Kies uit: aanbeveling-afweging-eindoordeel-nuancering-oproep-samenvatting-voorbehoud