What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 10 en 11 les 22 november
Les 22 november 2022
'Iemand in het zetten'
Ik zet jou in het zonnetje omdat jij altijd voor mij klaar staat:)
Kennen jullie andere uitdrukkingen met 'zonnetje'?
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
NT2
HBO
Studiejaar 1
This lesson contains
38 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Les 22 november 2022
'Iemand in het zetten'
Ik zet jou in het zonnetje omdat jij altijd voor mij klaar staat:)
Kennen jullie andere uitdrukkingen met 'zonnetje'?
Slide 1 - Slide
Ik ga naar
de fietsenmaker
=
Slide 2 - Slide
I'm going to
the cycle repairman
Slide 3 - Slide
De banden
waren
glad
=
Slide 4 - Slide
The tyres
were
slippery
Slide 5 - Slide
Ik wilde
rechts afslaan =
Slide 6 - Slide
I wanted to
turn right
Slide 7 - Slide
De trapper is kapot
=
Slide 8 - Slide
The pedal is broken
Slide 9 - Slide
Wat is de kleur van jouw
stuur?
Slide 10 - Slide
What's the coulour of your
handlebars
?
Slide 11 - Slide
Er zit een slag in het wiel
=
Slide 12 - Slide
The wheel is crooked
Slide 13 - Slide
Wat
bedoel
je?
Slide 14 - Slide
What do you
mean
?
Slide 15 - Slide
De remmen deden
het niet =
Slide 16 - Slide
The brakes
didn't
work
.
Slide 17 - Slide
Jullie leren nieuwe
uitdrukkingen =
Slide 18 - Slide
You are learning new
expressions.
Slide 19 - Slide
De winkel is
gesloten
op
Koningsdag
.
Slide 20 - Slide
The shop is
closed
on
King's Day.
Slide 21 - Slide
Wanneer kan ik mijn fiets
ophalen
?
Slide 22 - Slide
When can I pick up/
collect
my bicycle?
Slide 23 - Slide
Opdracht 1 bladzijde 143
1 waar
2 niet waar (Wat komt ze doen)?
3 niet waar (Wat is er gebeurd)?
4 waar
5 niet waar (Hoe weet je dat)?
6 niet waar (Wanneer dan wel)?
Slide 24 - Slide
Opdracht 8 bladzijde 149
Regelmatige werkwoorden
:
S
o
FT
K
e
TCH
u
P
1 voelen = voe
l
voelde
2 stoppen = sto
p
(zij) stopten
3 vieren = vie
r
vierde
4 bedanken = bedan
k
bedankte
5 wonen = woo
n
woonden (jullie)
6 vertellen = verte
l
vertelde
7 werken = wer
k
werkte
!8 regenen = het rege
n
t regende
9 missen = mi
s
miste
10 fietsen = fiet
s
fietste
Slide 25 - Slide
opdracht 8 bladzijde 150. O
nregelmatige werkwoorden
Uit je hoofd leren!/ learn by heart! Blz 282 t/m 285.
11 vragen = vroeg vroeg
12 weten = wist wist
13 staan = stond stond
14 slapen = sliep sliep
15 vinden = vond vond
16 zeggen = zei zei
17 zien = zag zagen
18 kijken = keek keken
19 drinken = dronk dronk
20 komen = kwam kwamen
Slide 26 - Slide
Imperfectum modale werkwoorden bladzijde 150
Uit je hoofd leren/ Learn by heart 10.6 bladzijde 150
mogen = permissie/ permission
willen = wens/ wish
moeten = noodzaak/ urgence
kunnen = capaciteit/ capacity
zullen = voorstel/ proposal
Slide 27 - Slide
Opdracht 9 werk in tweetallen
Zinsvolgorde:
Onderwerp - werkwoord - wanneer - wat - waar
1 Welke talen
konden jullie
vroeger leren op school?
Antwoord:
Wij konden
vroeger Frans, Engels en Duits leren op school.
2
Mocht jij
met 16 jaar alleen op vakantie?
Onderstreep in de zinnen het werkwoord/ (finite) verb en het onderwerp/ subject
(Zinnen verdelen in even en oneven zinnen)
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
10.7 bladzijde 151
Perfectum of imperfectum
Perfectum voor acties die afgesloten zijn
Imperfectum voor beschrijvingen/ descriptions
Opdracht 10 blz. 151
Kies de goede reactie.
Slide 30 - Slide
Hoofdstuk 11 bladzijde 159
Samen lezen
Vragen:
1 Wie is er jarig?
2 Wat is haar cadeau?
3 Wat zeg je als iemand jarig is?
4 Wat doet Tom voor werk?
5 Waar komt Kirsten vandaan?
6 Wat is het bijbaantje van Kirsten?
7 Wat vinden Tom en Kirsten interessant?
Slide 31 - Slide
A B
Wat doe je? Ik ben
fietsenmaker
Studeer je? Ik studeer
logopedie
Werk je? Ja ik werk bij het bedrijf...........
Heb je een baan? Ja ik werk bij het bedrijf..........
Doe je ook nog iets naast je studie? Ja ik
zwem/ wandel/ fiets
graag.
Is film je hobby? Ja en ik houd ook van
dansen
.
timer
5:00
Slide 32 - Slide
Reacties bladzijde 162
Opdracht 3 lees de zinnen voor jezelf door.
Welke reactie past er het best bij?
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Reflexieve werkwoorden/ reflexive verb
subjectvorm
reflexief pronomen
ik
me
jij/ je
je
u
u/ zich
hij, zij/ ze
zich
wij/ we
ons
jullie
je
zij/ze
zich
zich vergissen
Ik
vergis
me
.
Jij/ je
vergist
je
.
Hij
vergist
zich
.
Zij/ ze
vergist
zich
.
Wij/we
vergissen
ons
.
Jullie
vergissen
je
.
Zij/ze
vergissen
zich.
Maak opd.6 blz.164/165
Slide 35 - Slide
Huiswerk voor 29 november.
Leer de woordenlijst bladzijde 160/ 161
Opdracht 11 blz. 167.
Stuur een collega, vriend, vriendin een berichtje via Whatsapp in het
Nederlands
. Gebruik 4 zinnen.
- Groet en vraag hoe het gaat?
- Vertel hoe het met je gaat.
- Vertel wat je op dit moment doet.
- Vertel hoe je de cursus vindt.
- Groet
Stuur het Whatsapp berichtje naar onze groepsapp.
Slide 36 - Slide
Toets/ Test: 6 december
30-45 minuten/ minutes.
De werkwoorden hebben en zijn in de present blz. 134
De perfectum van de regelmatige werkwoorden. blz. 131,132
De imperfectum van de regelmatige werkwoorden blz.148,149
Zelf zinnen maken met een paar woorden blz. 128
(waar - bultjes)
Vragen verzinnen bij de antwoorden. blz. 135
..................................................... Hij is mijn vriend.
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
More lessons like this
Hoofdstuk 11 en 12 29 november
November 2022
- Lesson with
40 slides
NT2
HBO
Studiejaar 1
Les 5
October 2024
- Lesson with
18 slides
NT2
HBO
Studiejaar 2
Hoofdstuk 12 en 13
December 2022
- Lesson with
33 slides
NT2
HBO
Studiejaar 1
2A2/2A3 grammatica H1 les 1
September 2022
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Werkwoorden
April 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Grammatica zinsontleding 2wo 2 wederkerende werkwoorden (talent)
November 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 10 les 15 november
November 2022
- Lesson with
18 slides
NT2
HBO
Studiejaar 1
02-11-21 wederkerig voornaamwoord
October 2022
- Lesson with
24 slides
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1