recapitulatie

Wat weet je nog uit de onderbouw?
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat weet je nog uit de onderbouw?

Slide 1 - Slide

Na het invullen van de checklist
We beginnen eerst met de vertaalteksten - vraag is vooral naar begrip

Daarna lopen we alle categorieën bij langs: steeds een 'quiz'vraag en daarna een pagina toelichting

Slide 2 - Slide

Begrijp je waar beide teksten over gaan? [dus niet of je het goed vertaald hebt!]
ja helemaal
ja grotendeels
ja een beetje
nee echt niet

Slide 3 - Poll

Hoeveel van tekst 1 denk je bij benadering goed begrepen te hebben?
100%
75%
50%
25%

Slide 4 - Poll

Hoeveel van tekst 2 denk je bij benadering goed begrepen te hebben?
100%
75%
50%
25%

Slide 5 - Poll

Gaat vertalen goed bij jou?
(licht je antwoord toe)

Slide 6 - Open question

nominativus
genitivus
dativus
accusativus
bijvoeglijke bepaling
lijdend voorwerp
φιλους
τεκνοις
φιλου
τεκνον

Slide 7 - Drag question

Naamvallen
nominativus                           onderwerp
genitivus                                  bijvoeglijke bepaling
dativus                                      meewerkend voorwerp / 
                                                      bijwoordelijke bepaling
accusativus                            lijdend voorwerp

Slide 8 - Slide

1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
λεγουσι
διδαδκεις
λυω
σπευδετε
χαιρομεν
φερει

Slide 9 - Drag question

Wat is waar als het gaat om de imperativus?
A
enkelvoud en meervoud zijn hetzelfde
B
enkelvoud is op -ου, meervoud op-εσθε
C
enkelvoud is op -ε, meervoud op -ετε
D
er is alleen een enkelvoud

Slide 10 - Quiz

Persoonsvormen
1e ev  -ω
2e ev  -εις
3e ev  -ει
1e mv  -ομεν
2e mv  -ετε
3e mv  -ουσι
imp ev  -ε
imp mv  -ετε

Slide 11 - Slide

Welke vorm is GEEN medium/passief?
A
λαμβανομαι
B
κολαζεται
C
λεγει
D
πειθομεθα

Slide 12 - Quiz

hoe vertaal je het passieve κολαζεται?
A
hij wordt gestraft
B
zij werden gestraft
C
ik zal gestraft worden
D
wij zijn gestraft

Slide 13 - Quiz

passief
zelfde rijtje als medium - een van de gebruiken is passief

uitgangen: μαι/σαι(ει)/ται/μεθα/σθε/νται     inf=σθαι

passieve vorm vertaal je met 'worden'
de handelende persoon komt in de dativus

Slide 14 - Slide

ειμι
ει
εστι
εσμεν
εισι
ik ben
jij bent
hij is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn

Slide 15 - Drag question

Onregelmatig werkwoord
Het werkwoord 'zijn' (ειναι) is onregelmatig
Dit rijtje moet je leren!
Let op! ook het imperfectum is onregelmatig!
(aoristus bestaat niet..)

η(ν) - ησθα - ην - ημεν - ητε - ησαν

Slide 16 - Slide

VROUWELIJK
nom
gen
dat
acc
δουλης
ευχων
αναγκαι
οικιαν
τιμαις
θυρας

Slide 17 - Drag question

vrouwelijke rijtjes
Het standaard rijtje eindigt op -η

Deze woorden zijn vrouwelijk

ρει-regel: na ρ,ε,ι volgt een -α ipv -η

Slide 18 - Slide

Welke combinatie congrueert NIET?
A
ιατροι σοφοις
B
δωρου καλου
C
τυραννοις κακοις
D
οικια μεγαλη

Slide 19 - Quiz

congruentie
Het bijvoeglijk naamwoord vervoegt zich volgens: 
καλος, καλη, καλον

Congruentie wil zeggen: het bijv.nw heeft dezelfde naamval, getal én geslacht als het woord waar het bij hoort.

Slide 20 - Slide

MEDIUM: wat is géén goede vertaling van de vorm : λυεσθε
A
jullie worden losgemaakt
B
jullie maken los
C
jullie maken je los
D
jullie maken iets los voor jezelf

Slide 21 - Quiz

MEDIUM
Het werkwoord bepaalt de vertaling:
medium tantum = er is geen actieve vorm van --> vertaal ACTIEF
medium = er is wel een actieve vorm van --> je moet kiezen:
PASSIEF - worden
REFLEXIEF - zichzelf
VOORDEEL - (voor jezelf)

Slide 22 - Slide

PARTICIPIUM
Vertaal deze zin:
ο Ηρακλης τους αλλους σωιζειν βουλομενος αγαθος εστιν
Herakles-ander-redden-willen-goed-zijn

Slide 23 - Open question

PARTICIPIUM
Extra bepaling in de zin dmv een werkwoord die meer informatie geeft over een ander woord in de zin

Vaak vertalen met een bijzin. 3 opties:
*deelwoord (lopende)
*betrekkelijke bijzin (die...loopt)
*bijzin met voegwoord (terwijl hij loopt)

Slide 24 - Slide

Wat zijn de uitgangen van het imperfectum?
A
σα σας σε σαμεν σατε σαν
B
ομην ου ει ομεν εσθε ον
C
ον εις ει ομεν ετε ον
D
ον ες ε ομεν ετε ον

Slide 25 - Quiz

Wat is waar?
A
het imperfectum heeft een infinitivus en imperativus
B
de aoristus heeft wel een infinitivus, maar geen imperativus
C
de infinitivus van het imperfectum is gelijk aan het praesens
D
het imperfectum heeft geen infinitivus en imperativus, de aoristus wel

Slide 26 - Quiz

Wat is het verschil tussen een imperfectum en een aoristus?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video

Verleden tijd
imperfectum = 'ik deed'
geeft achtergrondinformatie, duurt langer

aoristus = 'ik deed/ik heb gedaan'
geeft voorgrondinformatie, actie

sigmatisch = herkenbaar aan de sigma
thematisch = herkenbaar aan de andere stam + uitgangen imperfectum

Slide 29 - Slide

3e declinatie: wat moet er op de plek van het gat?
- ος ι ___ ες ων σι ας
A
η
B
α
C
ον
D
ην

Slide 30 - Quiz

3e declinatie
Sommige woorden behoren tot de 3e groep.
Zij kennen een ander uitgangsrijtje:
ος ι α ες ων σι ας
Je herkent ze aan de genitivus in het woordenboek

Slide 31 - Slide

Hoe goed scoor je jezelf op de stof van klas 1 en 2?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 32 - Poll

Hoe goed scoor je jezelf op de stof van klas 3?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 33 - Poll

Welke onderdelen zou je graag herhaald willen zien?

Slide 34 - Open question