Aoristus 16

1 / 43
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

συν + βαλλω
A
συββαλλω
B
συνβαλλω
C
συμπαλλω
D
συμβαλλω

Slide 5 - Quiz

συν + γ?
A
συνν
B
συγγ
C
συγν
D
συνγ

Slide 6 - Quiz

ἐν + λ?
A
ἐλλ
B
ἐλν
C
ἐνλ
D
ἐνν

Slide 7 - Quiz

Afluisteren is een samengesteld werkwoord. Noem nog een voorbeeld hiervan in het Nederlands.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

3e ev impf van ἀποβαλλω 'weggooien'
A
ἐαποβαλλεν
B
ἠποβαλλεν
C
ἀπεβαλλεν
D
ἀποβαλλεν

Slide 11 - Quiz

3e ev impf van συλλαμβανω 'bij elkaar pakken'
A
ἐσυλλαμβανεν
B
συνελαμβανεν
C
συλελαμβανεν
D
σελλαμβανον

Slide 12 - Quiz

Welk effect heeft het augment op de beginklinker van een werkwoord?
A
De beginklinker vervalt
B
De beginklinker trekt samen met het augment
C
Het augment verlengt de beginklinker
D
Het augment verkort de beginklinker

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Sleep de lettersommen naar 
het juiste eindresultaat  
ἐρρ
ἐ + ε
ἐ + ῥ
ἐ + υ
ἐ + ι
ἐ + ω
ἐ +η
ἐ + α

Slide 15 - Drag question

3e ev imperfectum van ἀπακουω
A
ἠπακουεν
B
ἀπεκουεν
C
ἀπηκουεν
D
ἀπακουεν

Slide 16 - Quiz

Waarom heeft λυσον geen augment?
A
het is geen verleden tijd
B
het is een imperativus
C
het is geen aoristus
D
het is een participium

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De uitgangen van het Griekse praesens zijn:

Slide 21 - Open question

Wat zet je voor een verleden-tijdsvorm (impf & aor) in het Grieks?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

U vertelt hier iets nieuws meneer
Ja, zeker
Nee, natuurlijk niet
Misschien heb ik iets gemist

Slide 25 - Poll

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

ποιε + ει =

Slide 28 - Open question

ποιε-ομεν
A
ποιωμεν
B
ποιομεν
C
ποιουμεν
D
ποιοεμεν

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

ἐποιε + ες

Slide 31 - Open question

ἐποιε + ον
A
ἐποιουν
B
ἐποιοεν
C
ἐποιεον
D
ἐποιων

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

3e ev praesens van νικαω
A
νικᾳ
B
νικαι
C
νικαει
D
νικαε

Slide 36 - Quiz

νικα + ουσιν

Slide 37 - Open question

α + ω

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide

α + ο =

Slide 40 - Open question

α + ε

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide