Hoofdstuk 11.3 Je lijkt op

Hoofdstuk 11.3 Je lijkt op

Leerdoelen:

• Je kunt uitleggen wat een homozygoot en een heterozygoot genotype is.
  
• Je kunt uitleggen wat een dominant en een recessief gen is.
  
• Je kunt genotypen noteren in letters.
  
• Je kunt uitleggen wat een intermediair fenotype is.
  

Genen en genenparen

Chromosoompaar:

Twee chromosomen die aan elkaar gelijk zijn:

Één van de vader en één van de moeder.

Gen:

Een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap.

Genenpaar:

Twee genen die bij elkaar horen. (bijvoorbeeld  haarkleur).

De informatie op deze genen kan verschillen (rood/blond)

Een eigenschap die je ouders niet hebben?

Knalrood haar terwijl beide ouders donker haar hebben... die is vast van de melkboer...

  

Beide ouders hebben een gen voor bruin haar en een gen voor rood haar. 

Als zij beide toevallig het gen voor rood haar doorgeven, dan wordt het kind rood. Terwijl ouders dat niet zijn.

Homozygoot of heterozygoot

Homozygoot

Wanneer het genenpaar bestaat uit twee gelijke genen.

- Rood haar via moeder 

- Rood haar via vader

Heterozygoot

Wanneer het genenpaar bestaat uit twee ongelijke genen.

- Rood haar via de moeder

- Bruin haar via de vader

Dominante en recessieve genen

Bij iemand die heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt maar één van beide genen tot uiting.

Dominante gen:

• Het gen dat altijd tot uiting komt.
  

Recessieve gen:

• Het gen dat niet tot uiting komt/ onderdrukt wordt.

(Komt alleen tot uiting als er geen dominant gen aanwezig is)

Hoe komen genen tot uiting?

Genotypen met fenotypen

Hoe noteer je genotypen?                      (gensymbolen)

Hoe noem je de genotypen?

Hoe noteer je genotypen?