1. Ik kan een zakelijke e-mail schrijven.
2. Ik kan het verschil tussen fictie en non-fictie, realistisch en niet-realistisch benoemen en aantonen.
3. Ik kan het verschil tussen hoofdpersonen en bijpersonen benoemen en aantonen.
4. Ik kan de volgende begrippen omschrijven en aantonen: spanning, spanningsvraag, cliffhanger, flashback,
chronologie, wisselingen van tijd en plaats.