4. El aspecto físcio

¡Buenos días!
Cancún, badplaats op het Mexicaanse schiereiland Yucatan
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

¡Buenos días!
Cancún, badplaats op het Mexicaanse schiereiland Yucatan

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Controlar los deberes

  • Los posesivos

  • El aspecto físico

  • Los deberes
Cancún, badplaats op het Mexicaanse schiereiland Yucatan

Slide 2 - Slide

Sonia
Julio
Alberto
Susana
Maria
Eduardo
el padre
la hermana
el hermano
la sobrina
hermanos
Weet je het nog?
es = is (enkelvoud)
son = zijn (meervoud) 
el, la = de/het
¡Vamos a leer!

Slide 3 - Slide

hermano
abuelo
nieta
sobrino
primos
nieto
sobrino
abuela

Slide 4 - Slide

Los posesivos

Slide 5 - Slide

Let op!

  • Het bezittelijk voornaamwoord is gericht aan het bezit
  • Het bezit is een zelfstandig naamwoord wat er achter staat.
  • Is het bezit meervoud? Dan wordt het bezittelijk voornaamwoord ook meervoud!
  • Bij nuestro en vuestro verandert het ook nog in nuestra en vuestra als het bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat.
  • tú = jij     tu = jouw

                                                      
                                                       es nuestro libro    -    es nuestra casa            (mannelijk/vrouwelijk)        
                                                       es mi libro               -     son mis libros              (enkelvoud/meervoud)  


anders dan in het Nederlands
voorbeelden

Slide 6 - Slide

Nuestra
Sus
Vuestros
tu
Su
Su
Su
Sus
tu
nuestros
mi
su

Slide 7 - Slide

Vamos a leer

Slide 8 - Slide

El aspecto físico
Als je een mindere eigenschap omschrijft dan zet je er in het Spaans "un poco" voor.

- Es un poco guapo
Hij is een beetje knap.

- Es un poco alta. 
Zij is een beetje lang.  

Slide 9 - Slide

2.1    el aspecto físico
Wanneer gebruik je delgado, guapo? En wanneer delgada, guapa?
Hij/zij is dik.
Hij/zij is knap.
Hij/zij is jong.
Hij/zij is oud.
Hij/zij is kaal.
Het zijn bijvoeglijk naamwoorden. Als ze iets zeggen over een jongen dan gebruik je de mannelijke vorm (o). Als ze iets zeggen over een meisje dan gebruik je de vrouwelijk vorm (a). 

El chico guapo. (de knappe jongen)
La chica guapa. (het knappe meisje)

Slide 10 - Slide

Hij/zij heeft grote ogen
Hij/zij heeft blauwe ogen
Hij/zij heeft groene ogen
Hij/zij heeft zwarte ogen
Hij/zij heeft bruine ogen
Hij/zij heeft donker haar.
Hij/zij heeft kastanjebruin haar.
Hij/zij heeft krullen.
Hij/zij heeft lang haar.
Hij/zij heeft kort haar.
PELO RUBIO
Rubio zegt iets over pelo. Pelo is mannelijk (eindigt op een o). 

CARMEN ES RUBIA
Rubia zegt nu iets over Carmen. Carmen is een meisje, dus vrouwelijk.

Slide 11 - Slide

Hij/zij heeft een kleine mond.
Hij/zij heeft een grote neus.
Hij heeft een baard.

Slide 12 - Slide

Describe físicamente las siguientes personas
Maak gebruik van dit schema
Schrijf zinnen in je schrift.

Slide 13 - Slide

Describe físicamente las siguientes personas
Susana: Es delgada. Tiene los ojos azules.
Rebeca: Es joven. Tiene el pelo largo.
Teresa: Es delgada. Tiene el pelo rubio. 
María: Es mayor. Tiene el pelo canoso. Tiene los ojos pequeños. 
Juan: Es joven. Tiene el pelo corto. Tiene el pelo castaño. Tiene los ojos grandes. 
José: Es gordo. Tiene el pelo corto. Lleva gafas.

Slide 14 - Slide

Los deberes

Leren: woordenschat 2.1 el aspecto físico.
martes, 25 de mayo,  tercera hora

Slide 15 - Slide