Woordenschat 6, MHV2

• Nederlands
• Middelbare school

woordsoorten 6

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Zijn cadeautje heeft ze met gejuich ontvangen.

Lesdoel

Je gaat oefenen met het herkennen en benoemen van:

- zelfstandig werkwoord

- hulpwerkwoord

- het persoonlijk voornaamwoord

- het bezittelijk voornaamwoord

- het aanwijzend voornaamwoord

- het vragend voornaamwoord

Instructie

Op de volgende dia haal je bij alle zinnen de werkwoorden uit de zin. Vervolgens ga je deze benoemen. Kies uit:

- zelfstandig werkwoord

- hulpwerkwoord

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Zijn zus is naar Amerika vertrokken.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW. De zin: Dat uitstapje had zijn moeder nooit moeten toestaan.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Zijn vader blijft een aardige man.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Mijn broer is uiteindelijk dokter geworden.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: De trainer van de voetbalclub is plotseling ontslagen.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Morgen zal de zon weer schijnen.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: De kunstenaar wordt uitgenodigd voor het feest.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Mijn vader is vandaag in Amersfoort.

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: De explosie in de fabriek deed alle ruiten in de omgeving trillen .

Haal de werkwoorden uit de zin en benoem ze. Kies uit HWW of ZWW.
De zin: Met een goede virusscanner kun je problemen in je computer voorkomen.

psv en bzv benoemen

Haal uit de zinnen op de volgende dia's de persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden. 

Let op: ze hoeven niet in alle zinnen voor te komen!

Voorbeeld: Ik heb aan mijn broer gevraagd of hij zijn rommel wil opruimen. 

psv: ik, hij

bzv: mijn, zijn

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Het cadeautje voor Angela heeft ze met gejuich ontvangen.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Zijn spijkerjack heeft hij in mijn wasmand gepropt.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Ik heb hun verteld dat ze in jouw kast hun schoenen kunnen vinden.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Ankie vertelde me dat Rosalie haar haar heeft afgeknipt, maar ik kan het eigenlijk niet geloven.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Aya vroeg me of dit mijn boek was, maar het is niet van mij.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Aya vroeg me of dit mijn boek was, maar het is niet van mij.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Het huis van mijn buren wordt morgen gerenoveerd.

Benoem uit de zin de psv + bzv. De zin: Wij hebben hen ook voor ons feestje uitgenodigd.

Laatste 7 opdrachten

Haal de persoonlijke, bezittelijke, aanwijzend en vragend voornaamwoorden uit de zinnen. Let op: ze hoeven niet in alle zinnen voor te komen!

Voorbeeld:  Zulke vervelende televisieprogramma’s zenden ze toch niet uit op die zender?

- psv: ze

- bzv:

- awv: zulke, die

- vrv:

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Deze oplossing is een soortgelijke als vorige week door de voorzitter zelf is geopperd.

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Zo’n fijn boek heb ik dit jaar nog niet gelezen.

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Welke vragen vond je deze keer moeilijk?

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Wat voor type is die oma van je?

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Dit grasveldje kun je prima aanpassen voor deze toepassing.

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Wat lijkt je nu de handigste oplossing?

Benoem uit de zin de psv + bzv + awv + vrv. De zin: Ik wilde graag weten wat hij gedaan heeft.