This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
economen!
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 5
5.4: Wat houd je over?
Slide 2 - Slide
Begin les
Ga naar: www.lessonup.app
Vul bij 'CODE INVOEREN' de code die op het bord staat in
Vul bij 'Hoe heet je?' je echte voornaam in
Slide 3 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Werkkwartier
4. Toepassing
5. Werken
6. Afsluiting
Slide 4 - Slide
Doelen van deze les
Na deze les kun je:
uitleggen wat de inkoopwaarde is.
beschrijven wat brutowinst is en deze berekenen.
voorbeelden geven van bedrijfskosten.
beschrijven nettowinst is en deze berekenen.
Slide 5 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Werkkwartier
4. Toepassing
5. Werken
6. Afsluiting
Slide 6 - Slide
Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde
Slide 7 - Quiz
Welk percentage BTW kennen wij niet in Nederland?
A
21%
B
9%
C
6%
D
0%
Slide 8 - Quiz
Start uitleg 5.4
Slide 9 - Slide
Afzet en omzet
Herhaling par 5.2
Afzet
aantal producten dat een winkelier verkoopt
Omzet
totale bedrag dat een winkelier ontvangt door de verkoop van producten
Formule:
Omzet = afzet (aantal) x verkoopprijs
Slide 10 - Slide
Wat is de inkoopprijs?
Slide 11 - Open question
Inkoopwaarde
Inkoopwaarde= het totale bedrag dat de winkelier betaalt voor de inkoop van producten
Formule:
inkoopwaarde = afzet (aantal) x inkoopprijs
Slide 12 - Slide
Wat is de omzet?
Slide 13 - Open question
Brutowinst
Brutowinst= het verschil tussen omzet en inkoopwaarde
Formule:
brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Slide 14 - Slide
Je verkoopt frikandelbroodjes voor € 1,00 per stuk. In één pauze verkoop je 60 frikandelbroodjes. Deze heb je ingekocht voor € 30,00 totaal. Wat is je brutowinst?
Slide 15 - Open question
Overige bedrijfskosten
Overige bedrijfskosten= alle kosten om de winkel te laten functioneren
Slide 16 - Slide
Nettowinst
Nettowinst = winst die de winkelier overhoudt als alle kosten zijn betaald
Formule:
nettowinst = brutowinst - overige bedrijfskosten
Slide 17 - Slide
Ezelsbruggetje
Omzet = afzet x verkoopprijs
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Overige Bedrijfskosten -
Nettowinst
Slide 18 - Slide
Je verkoopt frikandelbroodjes voor € 1,00 per stuk. In één pauze verkoop je 60 frikandelbroodjes. Deze heb je ingekocht voor € 30,00 totaal. De overige kosten zijn € 10,00. Wat is je nettowinst?
Een winkelier heeft een afzet van 500 stuks. Deze koopt hij in voor € 3,50 per stuk en verkoopt hij voor € 5,50 per stuk. De bedrijfskosten zijn € 800. Bereken de nettowinst van de winkelier.