Werkwoordspelling verleden tijd (zwakke ww)

Werkwoordspelling verleden tijd
(zwakke werkwoorden)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Werkwoordspelling verleden tijd
(zwakke werkwoorden)

Slide 1 - Slide

Vorig jaar ... (stoten) jij je
kleine teen toch tegen de stoelpoot?

Slide 2 - Open question

Gisteren ... (raden) ik het goede getal en daarom mocht ik het snoepje hebben

Slide 3 - Open question

Gisteren ..... (bakken) Jet en Mila
samen een heerlijke appeltaart

Slide 4 - Open question

Mijn moeder ... (meten) vroeger
hoe lang ik was met een meetlat langs de deurpost

Slide 5 - Open question

De schilder ... (verven) vorig jaar
alle kozijnen rood

Slide 6 - Open question

Toen ik vijf was ... (schoppen)
ik mijn zusje regelmatig als ik boos was

Slide 7 - Open question

Gisteren ..... (vloggen) Monica en Enzo
over hun dagje uit samen

Slide 8 - Open question

Afgelopen zomer .... (branden)
er een vreugdevuur op het strand

Slide 9 - Open question

De jongens .... (praten) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Slide 10 - Open question

Vorige week tijdens de toets
.... (verfrommelen) ik dat spiekbriefje snel om niet betrapt te worden

Slide 11 - Open question

Vorige lente ..... (paren) het vogelstel
ook al in dat vogelhuisje

Slide 12 - Open question

Gisteren ... (boffen) Tom enorm toen
hij een ijsje kreeg van zijn oma

Slide 13 - Open question

De bakker .... (kneden) gisteren
het deeg voor het brood.

Slide 14 - Open question

Vorige week ... (verrassen) mijn vader
mijn moeder met een bos bloemen

Slide 15 - Open question

Vorig jaar .... (verloten) mijn opa
zijn muntenverzameling onder
zijn kleinkinderen

Slide 16 - Open question

Vroeger ... (roken) de mensen
veel vaker sigaretten dan tegenwoordig

Slide 17 - Open question

Vorige maand .... (waden) wij
met zijn allen door de ondiepe sloot naar de overkant

Slide 18 - Open question

Gisteren .... (krabben) Mia op haar hoofd omdat ze luizen had

Slide 19 - Open question

Gisteren .... (vrezen) Eric voor zijn leven

Slide 20 - Open question

Ik .... (blozen) gisteren helemaal
toen die leuke jongen hallo tegen me zei

Slide 21 - Open question

.... (zetten) jij vorige week de les Wiskunde op zijn kop?

Slide 22 - Open question

Vorig jaar .... (kaarten) wij
elke vrijdagavond samen.

Slide 23 - Open question

Vorige week ... (baren) mijn tante
een jongen en een meisje!

Slide 24 - Open question