Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd (zwakke werkwoorden)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 

en verleden tijd

(zwakke werkwoorden)

... (Stoten, tt) jij je
kleine teen tegen de stoelpoot?

Gisteren ... (raden. vt) ik het goede getal en daarom mocht ik het snoepje hebben

Gisteren ..... (bakken, vt) Jet en Mila
samen een heerlijke appeltaart

De schilder ... (verven, tt)
alle kozijnen rood

Vorig jaar ... (schoppen, vt)
ik mijn zusje regelmatig als ik boos was.

Gisteren ..... (vloggen, vt) Monica en Enzo
over hun dagje uit samen

In de zomer .... (branden, tt)
er een vreugdevuur op het strand

De jongens .... (praten, vt) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Vorige week tijdens de toets
.... (verfrommelen, vt) ik dat spiekbriefje snel om niet betrapt te worden

Tom... (boffen, tt) enorm als
hij een ijsje krijgt van zijn oma

De bakker .... (kneden, tt)
het deeg voor het brood.

Vorige week ... (verrassen, vt) mijn vader
mijn moeder met een bos bloemen.

Vorig jaar .... (verloten, vt) mijn opa
zijn muntenverzameling onder
zijn kleinkinderen

Vroeger ... (roken, vt) de mensen
veel vaker sigaretten dan tegenwoordig

Vorige maand .... (waden, vt) wij
met zijn allen door de ondiepe sloot naar de overkant

Gisteren .... (krabben, vt) Mia op haar hoofd, omdat ze luizen had

Gisteren .... (vrezen, vt) Eric voor zijn leven

Ik .... (blozen, vt) gisteren helemaal
toen die leuke jongen hallo tegen me zei

.... (zetten, vt) jij vorige week de les Wiskunde op zijn kop?

Vorig jaar .... (kaarten, vt) wij
elke vrijdagavond samen.

Vorige week ... (baren, vt) mijn tante
een jongen en een meisje!

De bakker .... (kneden, vt)
het deeg voor het brood.

Mijn vader ... (verrassen, tt)
mijn moeder elke week met een bos bloemen.

Jelle .... (waden, tt) door de ondiepe sloot naar de overkant

.... (Blozen, tt) jij helemaal
als die leuke jongen hallo tegen je zegt?

In 2022 ... (willen, tt) mijn oom mijn oudste neef naar Berlijn brengen.

Die oude kast ... (zullen, vt) zeker een nieuw verfje kunnen gebruiken.

De vrouw ... (hebben, tt) vanmorgen alle kinderen een sticker laten uitzoeken.