Wat is biologie?

Welkom bij biologie !
Wat is biologie?

1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij biologie !
Wat is biologie?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze les:
- Kunnen jullie in eigen woorden uitleggen wat biologie is.
- Weten jullie welke hoofdstukken we dit jaar gaan behandelen.

- Kun je uitleggen wat organismen zijn en de zeven levenskenmerken benoemen.
- Weet je wanneer iets levend, dood of levenloos is.

Slide 2 - Slide

Waar gaat biologie over?

Slide 3 - Open question

Biologie
- Biologie is overal.
- Niet alleen theorie.

- Biologen onderzoeken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat betekent het woord biologie?
A
Levensleer
B
Natuurleer
C
Organismen
D
Levende organismen

Slide 6 - Quiz

Waar leer je over bij biologie?
A
Je leert alleen over de wetenschap van de natuur
B
Je krijgt kennis over de mens
C
Je leert alles over levende wezens
D
Je leert wat levend, dood, en levenloos is

Slide 7 - Quiz

Uitleg basisstof 1

Slide 8 - Slide

Een organisme
- Een organisme = is iets wat leeft.
Voorbeelden?


Slide 9 - Slide

Levenskenmerken
- Uit welke twee woorden bestaat levenskenmerken?

- Levenskenmerken =  eigenschappen waaraan je kan zie of iets leeft.

Slide 10 - Slide

Levenskenmerken
  • Organismen vertonen levenskenmerken
  • Er zijn 7 levenskenmerken, kijk maar naar afbeelding 1 over de aap.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Levend, dood of
levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 13 - Quiz


Levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 14 - Quiz

dood, levend of levenloos?
A
dood
B
levend
C
D
levenloos

Slide 15 - Quiz

Wat is een levenskenmerk?
A
Leven
B
Levenloos
C
Uitscheiden
D
Stromend water

Slide 16 - Quiz

Wat is een levenskenmerk?

A
ademhalen
B
praten
C
verliefd zijn

Slide 17 - Quiz

Levende wezens
vertonen 7 levenskenmerken.
De levenskenmerken zijn:




A
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitscheiden, groeien, voeden, bewegen.
B
Waarnemen, ademhalen, verplanten, uitscheiden, groeien, voeden, ontwikkelen.
C
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitgaan, groeien, voeden, ontwikkelen.
D
Waarnemen, fietsen, ademhalen, boodschappen doen, uitscheiden, groeien, voeden.

Slide 18 - Quiz