H2.7 Zelfstandig naamwoord en werkwoord

Welkom 1C
Leg je spullen klaar.
Winkelhaakgedicht

Pak een chromebook en log in.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 1C
Leg je spullen klaar.
Winkelhaakgedicht

Pak een chromebook en log in.

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Je kent het woordsoord:
zelfstandig naamwoord 

Je kunt inloggen in Talent-online
Je maakt je winkelhaakgedicht af.


Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
Wat zijn dat?

Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
Wat zijn dat?

Slide 4 - Slide

Aantekeningen
Pak je harde kaftschrift en een pen

Slide 5 - Slide

Zelfstandig naamwoorden H2.7
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
• mensen: leerlingen, tante
• dieren: hamster, koe
• planten: tulp, eik
• dingen: fietsband, mobieltje




Slide 6 - Slide

en ook voor:
• namen: Heerhugowaard, Sarah
• begrippen: liefde, respect

Zelfstandige naamwoorden kun je vaak (maar niet altijd!):
• in het meervoud zetten: schilderij – schilderijen
• verkleinen: schilderij – schilderijtje

Slide 7 - Slide

Opdracht
Schrijf bij jouw foto minimaal 12 zelfstandig naamwoorden
Probeer uit iedere categorie 2 woorden op te schrijven.


mensen
dieren
planten
dingen
namen
begrippen

Slide 8 - Slide

Aan het werk
Log in: Talent online

Maak opdracht: H2.7 5, 6, 7

Maak daarna jouw winkelhaakgedicht af.
Let op: de eerste zin is 8 a 10 woorden.

Slide 9 - Slide

werkwoorden
Een werkwoord is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.

In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen

Slide 10 - Slide

Lidwoord - H2.7

Slide 11 - Slide

Samen oefenen
H2.7 - opdracht 5

4 minuten

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
H2.7 - opdracht 6 t/m 10
Klaar?
Nakijken met een andere kleur. 
Zet een krul of verbeter je antwoord.

Slide 13 - Slide

Woordslinger

• De eerste noemt een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld fiets. Controleer samen of dit echt een zelfstandig naamwoord is.
• De volgende noemt een ander zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord, bijvoorbeeld snoep (fiets – snoep).
• De volgende maakt weer een nieuw zelfstandig naamwoord met de laatste letter van het laatste woord, bijvoorbeeld poster. Ga zo verder.
• Als iemand een woord noemt dat géén zelfstandig naamwoord is, is hij af. De groep gaat dan verder. Wie blijft er als laatste over?

Slide 14 - Slide

Leerlingen klas 1C
Benjamin, Lauren, Julia, Iris, May, Tishano, Sem, Owen, Maxime, Luuk, Anne, Sterre, Bram, Gijs, Diek, Senna, Bas, Marjanne, Aaliyah





Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link