rekenen herhalen januari

1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeBasisschoolGroep 7

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Uitleg:
komma getallen zijn als breuk op te schrijven
0,2 weten jullie schrijf je op als 

als er nu staat 20,2  dan is dat in een breuk 20 
51
51

Slide 2 - Slide

Hoe schrijf je 20,25 in een breuk?
A
2041
B
20251
C
2051
D
2081

Slide 3 - Quiz

Hoe schrijf je 19,75 in een breuk?
A
1921
B
191075
C
1983
D
1943

Slide 4 - Quiz

Uitleg
5 van de 20 in procenten
Het getal 20 is 100% 

Maak een verhoudingstabel              
5
10
20
25%
50%
100%

Slide 5 - Slide

verhoudingstabel
Verhoudingstabel:
Bekijk waar je met je som naar toe moet. Misschien moet je eerst wel 10% of 1% van iets nemen.

Bijvoorbeeld: 3 van de 15 = ....  %



Zet eerst de 100% in je verhoudingstabel en dat waar je naar toe moet rekenen. 


3
15
100%

Slide 6 - Slide

verhoudingstabel
Verhoudingstabel:

Bijvoorbeeld: 3 van de 15 = ....  %



Wat je op de bovenste rij van plan bent te doen, moet je ook op de onderste rij doen. 
Ik zie dat: als ik de 15 : 5 =3
dan moet ik de 100% ook door 5 delen = 20%


3
15
100%

Slide 7 - Slide

4 van de 20 in procenten

Slide 8 - Open question

4 van de 20 in breuk?
A
51of201
B
51of204
C
41of204
D
41of204

Slide 9 - Quiz

metriek stelsel voor lengtematen

Slide 10 - Slide

Zet op volgorde van klein naar groot:
100 dm, 50 km, 8 cm en 0,1 m
tip: zet ze eerst allemaal om in meters.

Slide 11 - Open question

Ik betaal €3,99 voor 1 meter stof.
Ik koop 5 m wat moet ik ongeveer betalen?
A
€15
B
€20
C
€14,95
D
€19,95

Slide 12 - Quiz

Welke breuk hoort bij 20%
(maak de breuk zo klein mogelijk)
A
102
B
51
C
10020
D
204

Slide 13 - Quiz

Welke breuk hoort bij 25%
(zo klein mogelijk maken)
A
10025
B
41
C
51
D
81

Slide 14 - Quiz

Weet je nog?
....... deel van 20          delen door een breuk is altijd:
                                           delen door het onderste getal keer het                                                       bovenste.
In dit geval 20 :4 = 5 x 1 blijft 5.
                                      
41

Slide 15 - Slide

deel van 1500



51

Slide 16 - Open question

deel van 300
61

Slide 17 - Open question

deel van 32
85

Slide 18 - Open question

Ik rijd 80 km per uur. Ik moet 400 km rijden. Hoeveel uur doe ik erover?

Slide 19 - Open question

Ik heb............ kg suiker.

Ik gebruik 500 gram. Wat houd ik over?
121

Slide 20 - Open question

1 dam = .... meter?
A
100
B
1
C
10
D
1000

Slide 21 - Quiz

Waar past precies 1 liter in?
A
1 m3
B
1 hm3
C
1 dam3
D
1 dm3

Slide 22 - Quiz

Fijn dat je weer mee hebt gedaan!

Slide 23 - Slide