1.2 Cel
1.2.1 Je benoemt dat alle organismen bestaan uit een of meer cellen.
1.2.2 Je benoemt dat cellen stoffen actief en passief kunnen opnemen en gebruiken, en je verklaart dat dit voorwaarde is voor celdeling, celfuncties en groei. 1.2.3 Je benoemt celkern, celmembraan, cytoplasma, vacuole en bladgroenkorrels als onderdelen van cellen en de celwand als structuur buiten de cel en je verklaart functies van deze onderdelen in samenhang.
1.2.4 Je benoemt dat in elke celkern DNA aanwezig is.
1.2.5 Je onderscheidt en verklaart verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen.