Les 1: voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Les 1: voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 1: voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.

- Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 2 - Slide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Het zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie en om te groeien en te herstellen.
Voedingsstoffen hebben vier functies in je lichaam:
• brandstof
• bouwstof
• reservestof
• beschermende stof


Slide 3 - Slide

Functies voedingsstoffen
Brandstoffen leveren energie. In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Voor verbranding zijn brandstoffen nodig die energie leveren. Alle organen in je lichaam hebben energie nodig om te kunnen werken. Je lichaam heeft ook energie nodig om je lichaamstemperatuur op peil te houden. En energie is nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel bij verwondingen en beschadigingen.
Bouwstoffen zijn nodig voor groei, ontwikkeling en herstel. Met bouwstoffen kan je lichaam nieuwe cellen en weefsels maken.
Reservestoffen zijn stoffen die je lichaam niet meteen nodig heeft. Ze worden opgeslagen in je lichaam. Later kan je lichaam ze gebruiken als bouwstof of brandstof.
Beschermende stoffen zorgen ervoor dat je niet ziek wordt.

Slide 4 - Slide

Voedingsvezels
Voedingsvezel (of vezels) is een verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. Vezels zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen (zie afbeelding hieronder). Ze zorgen voor een verzadigd gevoel (verzadigd = het gevoel dat je genoeg hebt gegeten). Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking.

Slide 5 - Slide

Noem één van de 6 voedingsstoffen
(stuur dus 1 naam in)

Slide 6 - Mind map

4

Slide 7 - Video

01:25
Bevatten zoute stengels goede of minder goede koolhydraten?
A
Deze bevat goede koolhydraten
B
Deze bevat de minder koolhydraten

Slide 8 - Quiz

01:40
Bevatten champignons goede of minder goede koolhydraten?
A
Deze bevat goede koolhydraten
B
Deze bevat minder goede koolhydraten

Slide 9 - Quiz

01:57
Bevatten rijstwafels goede of minder goede koolhydraten?
A
Deze bevat goede koolhydraten
B
Deze bevat minder goede koolhydraten

Slide 10 - Quiz

02:46
Heb jij vandaag iets mee naar school dat minder goede koolhydraten bevat? Noem 1 ding.

Slide 11 - Open question

Aan de slag
Lees 2.1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
en maak opdracht 1 t/m 6

Slide 12 - Slide

Wat zijn voedingsmiddelen?

Slide 13 - Open question

Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 14 - Open question

Voedingsstoffen hebben vier functies in je lichaam. Welke vier functies zijn dit?

Slide 15 - Open question

Sleep de beschrijving naar het juiste begrip.
1. beschermde stoffen
2. bouwstoffen
4. reservestoffen
3. brandstoffen
5. voedingsvezels
A. een tekort hieraan kan ziekte veroorzaken
B. leveren energie
C. nodig om cellen en weefsels op te bouwen
D. onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
E. worden opgeslagen voor later gebruik

Slide 16 - Drag question

1. Voedingsvezel kan je lichaam niet/wel verteren.
2. In groente, fruit en volkorenproducten zit veel /weinig voedingsvezel.
A
1. niet, 2. weinig
B
1. niet, 2. veel
C
1. wel, 2. weinig
D
1. wel, 2. veel

Slide 17 - Quiz

1. Vezels zorgen voor een hongerig/verzadigd gevoel.
2. Door voedingsvezel wordt de darmwerking beter/minder.
A
1. hongerig, 2. beter
B
1. hongerig, 2. minder
C
1. verzadigd, 2. beter
D
1. verzadigd, 2. minder

Slide 18 - Quiz

- vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof die onder de huid wordt opgeslagen:............................
- bouwstof en vervoer van stoffen:............................
- bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld om goed te kunnen zien: ............................
- vooral bouwstof, ook brandstof en reservestof:............................
- bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld kalkzouten voor de opbouw van botten:............................
- vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof, bijvoorbeeld suikers en zetmeel:............................

Sleep de voedingsstof naar de juiste beschrijving
vetten
water
vitaminen
eiwitten
mineralen
koolhydraten

Slide 19 - Drag question

Welke voedingsstoffen kunnen worden opgeslagen als vet, als je er te veel van binnenkrijgt?
A
eiwitten, koolhydraten, mineralen
B
vetten, vitaminen, water
C
koolhydraten, mineralen, vetten
D
eiwitten, koolhydraten, vetten

Slide 20 - Quiz

Welk deel van de plant eet je?
Sleep het onderdeel naar de juiste voedingsmiddel.
stengel
stengel
blad
blad
vrucht
vrucht
wortel
wortel
bloem
bloem
zaad
zaad

Slide 21 - Drag question

Leg uit dat bonen veel bouwstoffen en brandstoffen bevatten.

Slide 22 - Open question

Voor een goede gezondheid heb je alle voedingsstoffen nodig. Maar in sommige situaties heb je van een bepaalde voedingsstof meer nodig.
Leg bij elke persoon uit welke voedingsstof hij of zij meer nodig heeft.
• Madelon is van haar fiets gevallen en heeft haar been gebroken.
• Furkan gaat morgen een hardloopwedstrijd lopen.
• Veel klasgenoten zijn ziek. Sieb wil niet ziek worden en eet nu extra gezond.

Slide 23 - Open question

Floris gaat in de sportschool trainen voor meer spiermassa en wil voedsel eten dat daarbij helpt.
Kimberly wil helemaal geen dierlijke voedingsmiddelen eten.
Senna wil minder koolhydraten eten.
Sjoerd wil geen vlees eten.
Hier staan vier mensen die een voorkeur hebben voor bepaald voedsel. Daaronder staan gerechten.
Welk gerecht past het best bij welke persoon? Sleep het gerecht naar de juiste plaats.
brood met eieren en spek en een glas melk
Ontbijt met havermout, noten, soja-yoghurt en een kop thee
salade met kip en een glas water
tosti met kaas, een appel en een kop thee

Slide 24 - Drag question

Vroeger kon men op een schip alleen voedsel meenemen dat lang goed bleef. Daardoor aten matrozen tijdens een lange zeereis vooral gezouten vlees, gezouten spek en scheepsbeschuit (een soort gedroogd brood). Hierdoor kregen ze van bepaalde voedingsstoffen te weinig binnen, waardoor veel matrozen ziek werden.

Aan welke groep voedingsstoffen hadden deze matrozen een tekort?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vitaminen

Slide 25 - Quiz

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt.

Slide 26 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video