werkwoorden in de tegenwoordige tijd

werkwoorden
in de tegenwoordige tijd......

NU!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

werkwoorden
in de tegenwoordige tijd......

NU!

Slide 1 - Slide

wat leer je
wat is een werkwoord
wat is de tegenwoordige tijd
wat is het HELE WERKWOORD
hoe maak je de vorm die hoort bij; ik, jij, hij/zij, 
wij jullie zij

Slide 2 - Slide

De hond speelt met de bal.
werkwoord is:

Slide 3 - Open question

Wij lopen naar het station.
Werkwoord is:

Slide 4 - Open question

Een werkwoord  is dus iets dat je doet.

Slide 5 - Slide

ook als je het niet ziet en je niet beweegt:
denken, zien, weten

Slide 6 - Slide

kijken: ik......

Slide 7 - Open question

brengen; ik .......

Slide 8 - Open question

ik kijk
jij kijkT
hij/zij/u kijkT
wij, jullie zij kijkEN

kijk ik?
kijk jij? (!!!!)
kijkt hij/zij/u?
kijken wij/jullie/zij?

Slide 9 - Slide

fietsen: ik.......

Slide 10 - Open question

fietsen; wij......

Slide 11 - Open question

kleuren; jullie........

Slide 12 - Open question

brengen ; jij...........

Slide 13 - Open question

brengen; ............jij?

Slide 14 - Open question

Wat zijn de klinkers , weet je het nog?

Slide 15 - Mind map

Weet je nog de 4 spellingsproblemen?
Noem er 1

Slide 16 - Mind map

de 4 spellingsproblemen
- s/z; nooit een z aan het einde van een woord ! En OOK NIET naast een andere medeklinker
f/v; nooit een v aan het einde van een woord!
de OPEN lettergreep: maan / mA- nen = open, dus 1 klinker weg bij een lange klank .
De dubbele medeklinker ; bak /baKKen. Anders staat er een lange klank

Slide 17 - Slide

reizen; hij.......

Slide 18 - Open question

verven; hij............

Slide 19 - Open question

verven; ...........jij?

Slide 20 - Open question

bakken; ik .............

Slide 21 - Open question

lopen; hij........

Slide 22 - Open question