Sprachprüfung 3

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Sprachprüfung 3

Grammatik: Ein kleiner Rückblick

Modalverben

Combineer de juiste vertaling!

kunnen

moeten (noodzaak)

mogen

lusten/houden van

willen

moeten (advies)

weten

können

müssen

dürfen

mögen

wollen

sollen

wissen

Welke uitgang krijgt het modale werkwoord bij "ich, du, er/sie/es" ?

Welke uitgang krijgt het modale werkwoord bij "wir, ihr, sie/Sie"?

Modalverben (Präsens)

ich	-
du	st
er/sie/es	-
wir	en
ihr	t
sie	en
Sie (u)	en

Modalverben

Hoe verandert het werkwoord?

kann

muss

darf

mag

will

soll

weiß

können

müssen

dürfen

mögen

wollen

sollen

wissen

Wat zijn de juiste uitgangen in de verleden tijd?

1. - st - en t en
2. te test te ten tet ten
3. e st t en t en

Welk werkwoord is sterk?

1. helfen
2. wohnen
3. lernen
4. fahren

Starke Verben

Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.

helfen - half - geholfen

fahren - fuhr - gefahren

In het Duits veranderen deze werkwoorden echter ook in de tegenwoordige tijd!

Bij welke sterke werkwoorden verandert de klank in de tegenwoordige tijd?

1. Sterke werkwoorden met a/au in de stam
2. Sterke werkwoorden met i/e in de stam
3. Sterke werkwoorden met e in de stam
4. Sterke werkwoorden met ä in de stam

Bij welke personen verandert de klank van het werkwoord?
Bij ...

1. wir/ihr/sie
2. du/er/sie/es/ihr
3. er/sie/es/ihr
4. du/er/sie/es

Vervoeg: er (sprechen), ich (lesen), sie (laufen), es (schlafen), ihr (helfen)

Wat zijn de uitgangen van sterke werkwoorden in de verleden tijd?

1. - st - en t en
2. te test te ten tet ten
3. e st t en t en
4. - st - ten tet ten

Schrijf het voltooid deelwoord op (sprechen), (fahren), (lesen), (schlafen), (laufen)

Starke Verben

De stam van de verleden tijd en het voltooid deelwoord moet je leren; zie hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden!